Welzijn werkende Nederlanders in alle bedrijfssectoren flink verbeterd tijdens corona
Het welzijn van de beroepsbevolking groeit tijdens corona met 12 procent ondanks economische dip.
Verder blijkt uit de eerste welzijnsmonitor van ABN AMRO dat vrijwel alle sectoren scoren laag scoren op gelijke kansen voor medewerkers. En dat werknemers zaken in eigen leefsfeer, zoals werk-privébalans, belangrijker vinden voor welzijn dan veiligheid en klimaat.
Werk-privébalans voor ruim helft werknemers belangrijkste welzijnsfactor
Het welzijn van werknemers is tijdens corona in alle sectoren sterk toegenomen. Terwijl tussen 2015 en 2020 het welzijn van de beroepsbevolking slechts licht verbeterde, was vorig jaar sprake van een enorme uitschieter (+12 procent). Deze opmerkelijke piek staat haaks op de economische recessie waarin Nederland terechtkwam. Dit blijkt uit de eerste editie van de Sectorale Welzijnsmonitor van ABN AMRO, waarin zij het welzijn van Nederlandse werknemers in 17 sectoren heeft onderzocht op basis van 88 variabelen en zeven categorieën: werk-privébalans, gezondheid, persoonlijke ontwikkeling, economie, gelijke kansen, veiligheid en klimaat. De variabelen bepalen samen het welzijn van medewerkers in een sector in een samengestelde index. Uit het onderzoek blijkt dat vooral een betere balans tussen werk en privé heeft gezorgd voor het toegenomen welzijn. Het massale thuiswerken heeft hieraan waarschijnlijk een grote bijdrage geleverd. Ouders waren dichterbij hun kinderen, sporten kon gemakkelijker in de lunchpauze en de reistijd kon aan andere zaken worden besteed. ABN AMRO concludeert bovendien dat er minder conflicten op de werkvloer waren dan in eerdere jaren en ook het aantal burn-out klachten afnam. Werknemers blijken bijvoorbeeld veel waarde te hechten aan vrijheid om verlof op te nemen, blijkt uit een bijbehorende survey van ABN AMRO onder ruim 2.000 werknemers.
Minder intimidatie en pesterijen; kansenongelijkheid neemt toe
De coronacrisis legde in verschillende sectoren pijnpunten bloot. Zo blijkt dat werknemers in een aantal sectoren zich veiliger voelden dan voorheen, zoals medewerkers in de bouwsector. Hoewel het werk gewoon doorging, golden op de bouwplaats sterke coronarestricties waardoor de kans op ongelukken kleiner was. Ook pestgedrag, intimidatie en ongewenste seksuele aandacht kwamen door het thuiswerken veel minder voor in het bedrijfsleven. Vooral in de zorg, waar het percentage medewerkers dat met intimidatie te maken had (32 procent) door patiënten en andere bezoekers doorgaans hoger ligt, was dit zichtbaar. In 2019 lag dit percentage namelijk nog op 42 procent. In de categorie ‘gelijke kansen’ scoren de meeste sectoren echter onder de maat. Zo is in veel sectoren sprake van een ‘gender pay gap’: een verschil in uurloon tussen mannen en vrouwen werkzaam in dezelfde sector. Ook krijgen hoogopgeleide medewerkers vaker de kans een opleiding te volgen dan laagopgeleiden. Van de laatste groep hebben drie op de tien medewerkers in de afgelopen jaren een cursus of opleiding gevolgd voor werk, terwijl dit voor hoger opgeleiden voor bijna zes op de tien personen geldt.
Wie veranderen wil, spreekt medewerkers aan op wat dichtbij hen ligt
Voor de meeste werknemers geldt dat zij tastbare zaken die dichtbij hun leven liggen - zoals de werk-privébalans, gezondheid en persoonlijke ontwikkeling - belangrijker vinden dan abstracte thema’s als veiligheid, economie en het klimaat. “Pas als mensen in hun eigen leefsfeer worden geraakt, zijn zij zich bewust van grotere maatschappelijke thema’s. Zogeldt voor een groot deel van de werknemers dat een goed evenwicht tussen werk en privéleven het allerbelangrijkste is”, zegt Franka Rolvink Couzy, Hoofd Sector Research van ABN AMRO. “Het is belangrijk dat werkgevers leren van de positieve effecten van de coronacrisis. Tijdens de pandemie is het welzijn onder werknemers immers op diverse fronten aanzienlijk toegenomen. Nu de economie van het slot gaat, staan werkgevers voor de keuze welke goede elementen zij willen behouden, zodat zij het welzijn van medewerkers óók structureel én op langere termijn kunnen verbeteren.”