Prinsjesdag 2024 - Kabinet smeert lastenverlichting over meerdere jaren uit
De economische context van Prinsjesdag is anders dan afgelopen jaren. Na de pandemie, de energiecrisis en de hoge inflatie zijn economische crisissituaties grotendeels achter de rug, waardoor de blik van de overheid weer uit kan gaan naar de langere termijn. Het brede pakket aan beleidsplannen is voornamelijk gericht op en concreet voor de korte termijn, waar beleidsambities en keuzes op de lange termijn minder concreet zijn. Door de plannen van het nieuwe kabinet verwachten wij dat de economische groei in 2025 iets hoger uitkomt, al is het effect van het beleidspakket beperkt. De huidige begroting is expansief en laat het tekort in het begin van de periode oplopen door meer uit te geven en stuurt daarna bij middels bezuinigingen.
Vandaag presenteerde kabinet Schoof de begroting voor 2025. Een paar dagen eerder werd het Regeerakkoord – een vervolg op het Hoofdlijnenakkoord – gepubliceerd. In deze publicatie beschrijven we de macro-economische context van Prinsjesdag, de richting van de beleidsplannen, de macro-economische effecten van de Miljoenennota en de impact op de overheidsfinanciën.
Losse punten vormen samen de pizza
Na een lange aanloop is het de vier coalitiepartijen (PVV, VVD, BBB en NSC) gelukt om een extraparlementair kabinet te vormen onder premier Schoof. Gezien de verschillen tussen de partijen die samen de belangen behartigen, als een optelsom van de wensen van de afzonderlijke coalitiepartners: de inkomstenbelasting gaat omlaag (wens VVD), er komt goedkope rode diesel voor boeren (BBB), er wordt geld vrijgemaakt voor armoedebestrijding en het eigen risico in de zorg wordt verlaagd (NSC & PVV). Ofwel, de begroting is een pizza waarvan elke partij een aantal stukjes heeft.
Groeivermogen staat onder druk
De economische context van Prinsjesdag is anders dan afgelopen jaren. Zo hebben we een aantal kwartalen van stagnatie gezien, die onderbroken zijn door verrassend sterke groei in het tweede kwartaal. Maar, : de hoge rente, zwakte in de industrie, de inflatie en terughoudende consumenten houden de groei beperkt. Ook de internationale situatie is mede door geopolitieke spanningen precair. Volgend jaar zal de groei verder aantrekken als de inflatie verder daalt, de rente wordt verlaagd, de wereldhandel aantrekt, en de consumentenvraag toeneemt.
Na de pandemie, de energiecrisis en hoge inflatie zijn economische crisissituaties dit jaar grotendeels achter de rug, waardoor de blik van de overheid weer uit kan gaan naar de langere termijn in plaats van het hier en nu. Op de langere termijn staat het groeivermogen van de Nederlandse economie onder druk door vergrijzing, lage productiviteitsgroei en klimaatverandering. Zo zorgt vergrijzing (lees meer) waarschijnlijk voor een lagere economische groei, doordat het aantal nieuwe werknemers afneemt en de bestedingen verschuiven naar de arbeidsintensieve zorg; wat extra druk legt op de uitgaven van de overheid. Om toch economische groei te realiseren is het zaak om de resterende productiecapaciteit zo productief mogelijk in te zetten en economische dynamiek te organiseren.
Beleidsplannen: kortetermijnwinst, langetermijnpijn?
Het kabinet heeft een breed pakket aan beleidsplannen gepresenteerd. De plannen zijn voornamelijk gericht op en concreet voor de korte termijn, waar beleidsambities en keuzes op lange termijn minder concreet zijn.
Het kabinet steunt de koopkracht van huishoudens. De huurtoeslag en het kindgebonden budget worden verhoogd, de accijnsverlaging op brandstof wordt in 2025 weer verlengd, en er komt een nieuwe schijf voor de inkomstenbelasting. Ook wordt het eigen risico in de zorg verlaagd. Het koopkrachtpakket is kleiner dan vanuit het Hoofdlijnenakkoord kon worden verwacht. Het kabinet profiteert immers van de inhaalslag in de lonen die de koopkrachtplaatjes al positief laten uitkomen (zie hieronder).
Ook staat het beschermen van het vestigingsklimaat op de planning, door de versobering van de expatregeling grotendeels terug te draaien. Dit is een belangrijke regeling voor gespecialiseerde bedrijven zoals bijvoorbeeld ASML. Daarnaast zijn er geplande intensiveringen in zowel de politie als defensie, waar het laatste zich richt op het behalen van de NAVO-norm. Om de woningbouw vlot te trekken trekt het kabinet de komende vijf jaar jaarlijks één miljard euro uit om de bouwdoelen van jaarlijks 100.000 nieuwe woningen te realiseren.
Hiertegenover staan bezuinigingen op onderwijs, ontwikkelingssamenwerking en een btw-stijging op hotels, boeken en sport. Ook gaat het kabinet uit van lagere afdrachten aan de EU. Al is het nog onzeker of het kabinet hierin slaagt. Het kabinet is van plan om een andere koers te varen wat betreft samenwerking met de EU. Ook richt het zich op (asiel)migratie en is van plan ‘het strengste migratieregime ooit’ te voeren.
Ten aanzien van de klimaatambities zet het nieuwe kabinet een stapje terug ten opzichte van de vorige regering (lees meer). Zo zijn zowel de plannen voor de reductie van de broeikasgassen-uitstoot (-55% in 2030 ten opzichte van 1990 in plaats van -58%) en ook de middelen om de reductie te realiseren, minder ambitieus geworden.
Ondanks koopkrachtondersteuning blijft economische impuls beperkt
Door de plannen van het nieuwe kabinet verwachten wij dat de economische groei in 2025 iets hoger uitkomt, al is het effect van het beleidspakket beperkt.
Huishoudens worden in hun koopkracht ondersteund door de inflatie die verder daalt en de hoge loongroei. Het hierboven beschreven koopkrachtpakket helpt eveneens. Samen zorgt dit ervoor dat de koopkracht van het gemiddelde huishouden in Nederland er in 2025 met 0,7% op vooruit gaat. Wel zijn de koopkrachtmaatregelen meer verspreid over de jaren dan oorspronkelijk gepland in het Hoofdlijnenakkoord. Voornamelijk de lagere inkomensgroep en uitkeringsgerechtigden gaan er minder op vooruit dan eerder gepland. Desondanks profiteren zij wel van het uitstel van de wet vereenvoudiging huurtoeslag.
Daarnaast volgt er vanuit de plannen een kleine impuls aan de investeringen via de woningbouw. Het kabinet trekt de komende vijf jaar jaarlijks één miljard euro uit om de bouwdoelen van jaarlijks 100.000 nieuwe woningen te realiseren. Al is onze inschatting dat deze maatregelen de woningbouw niet vlottrekken en ambities op dit vlak onbeantwoord blijven. Een brede wooncoalitie namelijk eerder dit jaar dat de overheid jaarlijks drie tot vijf miljard euro moet vrijmaken om de bouwdoelen voor 2030 te halen en de arbeidsmarktkrapte speelt een rol.
De arbeidsmarkt blijft de komende jaren naar verwachting krap, onder andere door de vergrijzing en de trend van lage productiviteitsgroei. Het kabinet lijkt hier nog geen sluitende visie op te hebben. Integendeel, de bezuinigingen op onderwijs en innovatie – investeringen in toekomst – werken eerder averechts. Wel beoogt het kabinet de arbeidsparticipatie te verhogen door lagere belastingen en het verkorten van de WW-duur. Wij denken dat de effecten hiervan beperkt zijn aangezien de arbeidsparticipatie al op recordhoogte staat. Er is in het algemeen weinig winst te behalen in het naar de arbeidsmarkt trekken van inactieven. Wel is er met een beetje goede wil winst in arbeidsparticipatie te behalen bij groep 60-plussers en mensen met een handicap, maar er ontbreken concrete maatregelen om dit te bewerkstelligen.
Overheidsfinanciën: Eerst het zoet, dan het zuur
De overheidsfinanciën staan er bij de start van het kabinet goed voor. De afgelopen twee jaren was het begrotingstekort beperkt en ook de schuldquote bevindt zich met zo’n 40% van het bbp ver van de Europese 60%-norm van het bbp. Daarentegen is de richting van de overheidsfinanciën er een van verdere verslechtering: met hoge begrotingstekorten en een oplopende schuldquote. In 2025 komt het begrotingstekort naar verwachting met 2,5% onder de 3%-norm uit. Deze trend was al ingestoken onder het vorige kabinet en het nieuwe kabinet wijkt hier slechts beperkt van af. Dit terwijl volgens de Studiegroep Begrotingsruimte het structureel begrotingstekort teruggebracht moet worden naar 2%.
De huidige begroting is expansief en laat het tekort in het begin van de periode oplopen door meer uit te geven en stuurt daarna bij middels bezuinigingen. Ofwel, eerst het zoet, dan het zuur. Alhoewel ook op de haalbaarheid van de geplande bezuinigingen (het zuur) nog wat af te dingen is. Het is de vraag of de lagere EU-afdrachten gaan lukken en of de bezuinigingen op ambtenaren en asielopvang het gewenste resultaat hebben.
Ook heeft het kabinet zichzelf een strak keurslijf aangemeten. In het Hoofdlijnenakkoord staat dat er direct bezuinigd wordt wanneer het tekort de 3% dreigt te overstijgen. Omdat het kabinet al dichtbij die 3% zit is de kans dat deze regel in werking treedt groot. In dat geval dreigt procyclisch beleid; bij tegenvallers snijden in de uitgaven. Macro-economisch zou het verstandiger zijn om een grotere marge – dus een kleiner begrotingstekort – aan te houden.