Prinsjesdag 2024 - Bouwstenen om de gevolgen van vergrijzing op te vangen, ontbreken nog
Dinsdag 17 september is het Prinsjesdag en presenteert het nieuwe kabinet de plannen voor het komend begrotingsjaar. Een belangrijk verschil met voorgaande jaren is dat Prinsjesdag dit keer niet wordt geregeerd door crisissituaties, zoals tijdens corona en de energiecrisis. Hierdoor is er minder noodzaak om te focussen op het hier en nu, maar kan de aandacht weer uitgaan naar de lange termijn, naar beleid dat Nederland toekomstbestendig maakt. Eén belangrijke uitdaging voor de lange termijn is de vergrijzing. Die leidt waarschijnlijk tot een lagere economische groei, want de aanwas van nieuwe werknemers stokt en de binnenlandse bestedingen verschuiven richting de arbeidsintensieve zorg. Daarnaast leidt vergrijzing tot een groter beslag van de zorg op de overheidsuitgaven. Om middelen over te houden voor andere maatschappelijke doeleinden, is het nodig de zorg zo effectief mogelijk te organiseren. Hoe bereidt het kabinet Nederland voor op een vergrijzende samenleving? Welke maatregelen zijn er bekend vanuit het Hoofdlijnenakkoord en de daarna naar de pers gelekte berichten? Legt het kabinet de bouwstenen die nodig zijn om de verwachte neerwaartse druk op de bbp-groei en de toenemende vraag naar zorg op te vangen? Op basis van wat er nu bekend is, luidt het korte antwoord ‘nee’.
Economische groei komt door vergrijzing onder druk te staan
Aanwas nieuwe werknemers stokt
Vergrijzing zet druk op de toekomstige economische groei, doordat de productie wordt afgeremd als de aanwas van nieuwe werknemers stokt. Het is daarom zaak dat degenen die nog wel tot de beroepsbevolking behoren, aan de arbeidsmarkt deelnemen. Het kabinet bevordert de arbeidsparticipatie met zowel de wortel als de stok. De wortel bestaat uit lagere belastingen op arbeid door een verlaging van het belastingtarief in de eerste schijf van de inkomstenbelastingen. De stok bestaat uit verkorting van de WW-duur.
Het effect van beide maatregelen op de arbeidsparticipatie zal op de korte beperkt zijn, want de arbeidsmarkt is momenteel erg krap en het aantal langdurig werklozen bijzonder laag. Mocht er zich in de toekomst een periode van economische zwakte aandienen, dan zullen de maatregelen waarschijnlijk meer effect sorteren. Daar staat dan wel tegenover dat degenen die dan werkloos raken financieel kwetsbaarder zijn door de kortere WW-duur.
Zijn er nog andere maatregelen denkbaar, die perspectief bieden om de arbeidsparticipatie te vergroten? De grootste participatiewinst is waarschijnlijk te behalen als 60-plussers en mensen met een handicap of een chronische ziekte -twee groepen die nu vaak buitenspel staan- makkelijker tot de arbeidsmarkt kunnen toetreden. Helaas treft het kabinet geen maatregelen die de participatie van deze specifieke groepen verhogen. Integendeel. De regering overweegt de Regeling voor Vervroegd Uittreden voor werknemers met een zwaar beroep te verlengen. Dit zal bij de doelgroep een populaire maatregel zijn, maar het kabinet vermindert daarmee de prikkel om werkomstandigheden te verbeteren, werknemers tijdig om te scholen, en zo de arbeidsparticipatie in de toekomst te bevorderen.
Verschuiving vraag richting arbeidsintensieve sectoren
Daarnaast leidt vergrijzing tot een lagere economisch groei, doordat de binnenlandse bestedingen verschuiven richting de zorg, een arbeidsintensieve sector waar de productiviteit en de productiviteitsgroei doorgaans lager ligt dan in andere sectoren. Om toch economische groei te realiseren is het zaak de resterende productiecapaciteit zo productief mogelijk in te zetten. Dat gebeurt door te investeren in kennis en opleidingen. Verder is het zaak om economische dynamiek te organiseren, zodat arbeid en kapitaal makkelijk kunnen overgaan van laag- naar hoogproductieve sectoren.
De economische dynamiek is de afgelopen jaren bevroren, mede door de tijdens de corona- en energiecrises getroffen steunmaatregelen. Aanvankelijk waren die maatregelen noodzakelijk om zekerheid te bieden. Maar uiteindelijk is te lang vastgehouden aan de maatregelen. Bedrijven die anders ontbonden zouden zijn, bleven daardoor overeind. Prettig voor de betreffende bedrijven en de werknemers die daar werkzaam zijn, maar minder prettig voor nieuwe bedrijven die moeite hebben om aan arbeid en kapitaal te komen.
De bezuinigingen op de transitievergoeding voor afvloeiende werknemers die het kabinet voorstelt, zullen niet bijdragen aan verbetering van de economische dynamiek. Maar het zijn met name de door het kabinet voorgenomen bezuinigingen op het Groeifonds, onderwijs en wetenschap en de beperkingen op migratie en buitenlandse studenten, die daarvoor een hindernis vormen. Nieuwe hoogwaardige banen ontstaan vooral in dichtbevolkte, op talent van buiten aangesloten regio’s met een goed opgeleide bevolking. Allemaal aspecten waar Nederland zich positief op onderscheidt. Met de kabinetsvoorstellen is het echter de vraag of dat zo blijft.
De vergrijzing gaat gepaard met hogere zorgkosten
Middelen om de zorglasten te beperken
Behalve op de economische groei zal de vergrijzing ook aangrijpen op de overheidsfinanciën, want de zorg wordt voor een belangrijk deel via de overheid gefinancierd. In het kader van op lange termijn houdbare overheidsfinanciën is het daarom belangrijk hoe het kabinet verder wil met het in 2022 gesloten Integraal Zorgakkoord. Dit tussen ministerie, lagere overheden en zorgverleners gesloten akkoord over de organisatie van de zorg en de concentratie van de complexe zorg is een instrument om de toekomstige zorg zo effectief en doelmatig mogelijk te organiseren en zo de zorgkosten te beheersen. In het Hoofdlijnenakkoord wordt er echter niet over gerept.
Preventie kan helpen de zorgvraag en de zorgkosten beheersbaar te houden. In het Hoofdlijnenakkoord geeft het kabinet aan preventie belangrijk te vinden. Helaas geeft het daar vervolgens geen invulling aan. In plaats daarvan dreigen er bezuinigingen bij de voor de publieke gezondheidszorg verantwoordelijke GGD’s. Als die bezuinigingen doorgaan, is er minder geld beschikbaar voor preventie. Dat strookt niet met de tekst van het Hoofdlijnenakkoord. Als het kabinet preventie daadwerkelijk belangrijk vindt, dan zal het daar ook middelen voor vrij moeten maken.
Voor ouderenhuisvesting geldt hetzelfde. Hoe langer ouderen zelfstandig kunnen wonen, hoe beter. In het Hoofdlijnenakkoord staat dat bij lokale programmering voor koopwoningen rekening moet worden gehouden met voldoende woningen voor ouderen om de doorstroom te bevorderen. Dat is een begin, maar nog niet erg concreet. Er wordt in ieder geval geen geld uitgetrokken voor ouderenhuisvesting. Geld en concrete plannen zijn wel nodig, en dan misschien nog wel meer voor huur- dan voor koopwoningen, want uit een enquête van DNB blijkt dat veel ouderen bij voorkeur zouden huren.
Pijnpunt voor de korte termijn: het gebrek aan personeel
Voor de korte termijn ligt de pijn op een ander vlak: de personeelstekorten in de zorg. Het is zaak die te verminderen. Daarvoor kwam het vorige kabinet met het programma Toekomstbestendige Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn. Maar daar zet het kabinet het mes in. Tegelijkertijd verlaagt het de eigen zorgbijdrage, waardoor de zorgvraag volgens het CPB verder zal toenemen en de personeelstekorten nog nijpender worden. Een belangrijk doel van de verlaging van de zorgbijdrage is de groep mensen die zorg uitstelt, daardoor nog zieker wordt en nog hogere behandelkosten heeft, te verkleinen. Maar omdat het hier om een lastig te bereiken groep gaat, is het onzeker of deze kostbare aanpassing het beoogde effect zal opleveren.
Conclusie
Al met al kunnen wij concluderen dat de maatregelen van het kabinet weinig helpen om de te verwachten economische groeiafzwakking op te vangen. Het bezuinigt op investeringen in toekomstige groei en neemt weinig maatregelen die bijdragen aan de economische dynamiek. Ten aanzien van het vestigingsklimaat lijkt het kabinet zich vooral te richten op een gunstig fiscaal regime en versoepeling van de regelgeving. Daar hebben vooral de gevestigde bedrijven baat bij, niet de nieuwkomers.
Ook wat betreft de matiging van de toekomstige zorglasten heeft het kabinet nog het nodige werk te verzetten. Voor zo ver er sprake is van uitgeschreven beleid, helpen de maatregelen niet om de zorgvraag te beperken. Gelet de dreigende bezuinigingen bij de GGD’s gebeurt eerder het tegenovergestelde. Er is minder geld voor preventie. Bovendien doekt het kabinet het Groeifonds op en bezuinigt het op onderwijs en wetenschap. Hierdoor zijn er minder middelen beschikbaar voor innovatie, terwijl innovatie een noodzakelijke voorwaarde is voor een in de toekomst effectieve en efficiënte zorg.