Publication

Raming inflatie verhoogd, maar ook tekenen van verbetering

Macro economyNetherlands

De inflatie nam in juli toe met het hoogste percentage sinds 1975. De reeks dalingen die we de afgelopen maanden observeerden bij de consumentenprijsindex (CPI) is met de vandaag gepubliceerde CBS-cijfers doorbroken. Na 8,8% en 8,6% in respectievelijk mei en juni kwam de CPI in juli uit op 10,3%. In de afgelopen maanden zagen we zowel de voedselbijdrage als de bijdrage van energie in het inflatiecijfer toenemen van 1,5% en 4,2% in juni naar 1,6% en 5% in juli. De prijsstijgingen van voedsel en energie nestelen zich langzaam in de kerninflatie, de inflatiemaatstaf die volatiele componenten zoals voedsel en energie buiten beschouwing laat. De stijging van de kerninflatie maakt duidelijk dat de prijsstijgingen zich verbreden en hardnekkiger worden.

Energieprijzen verhoogd tot eind 2023

Na een eerdere afname sinds maart is de energiecomponent in het inflatiecijfer van juli juist weer flink toegenomen. Aan de basis van deze nieuwe stijging liggen de opnieuw sterk gestegen prijzen op energiemarkten. Ook Nederland wordt geraakt door de afname in gasleveringen vanuit Rusland. De prijzen van gas zijn de afgelopen maanden namelijk flink gestegen. Wanneer gas in prijs stijgt, stijgen ook de energieprijzen in bredere zin, waardoor het aandeel van energie in het inflatiecijfer stijgt.

Wij hebben drie scenario’s van een gasafsluiting in kaart gebracht. Het tweede scenario lijkt ons het meest waarschijnlijk: 2/3e daling van Russisch gas. Dit scenario kan leiden tot een ernstige energiecrisis voor Europa, met energietekorten, hoge energieprijzen en weinig vervangingsmogelijkheden door de intrinsieke rigiditeit van gasinfrastructuur. Wij verwachten dat de krappere marktomstandigheden de komende jaren waarschijnlijk zullen aanhouden en dat er een omschakeling naar andere grondstoffen moet plaatsvinden. Hiertegenover staat een daling van de vraag door hogere energieprijzen. Deze zal de tekorten slechts ten dele dempen. De gemiddelde jaarlijkse gasprijs (TTFs) schommelt in dit tweede scenario tussen EUR. 150-175 in 2022 en 2023 voor een contract dat nu afgesloten wordt en over een maand levert, en tussen EUR 100-125 voor een contract dat nu afgesloten wordt en over een jaar pas levert. Voor de inflatie betekent dit dat de bredere energieprijzen tot eind 2023 hoog blijven.

Wij verwachten dat de bijdrage van energie aan de inflatie pas tegen het einde van 2022 onder de 50% duikt. Allereerst omdat de energieprijzen pas in september 2021 begonnen te stijgen. Aangezien het inflatiecijfer jaar-op-jaar (j-o-j) veranderingen in acht neemt, betekent dit dat de bijdrage van energie tegen het einde van 2022 gaat afnemen. Daarnaast draagt ook de verbreding van inflatie bij aan onze verwachting. Andere componenten in de inflatie zullen stijgen, waardoor de bijdrage van energie relatief zal dalen.

Hogere voedsel- en energieprijzen raken ook diensten

De hogere energie en voedselprijzen sijpelen door naar andere inflatiecomponenten. De verbreding van de inflatie is te zien in een stijging van de kerninflatie. In juli kwam de kerninflatie uit op 4,9%. Ter illustratie hebben we in de rechterfiguur hierboven enkele diensten uit de kerninflatie geselecteerd die veel gas, olie en/of voedingsmiddelen gebruiken. Aanbieders van vervoersdiensten berekenen de gestegen brandstofkosten door aan klanten. Fastfoodketens en restaurants hebben niet alleen te kampen met hogere energieprijzen, ook voedingsprijzen zijn sterk gestegen in vergelijking tot 2019. Het resultaat is dat de prijzen van deze diensten sterk stijgen in vergelijking tot 2019. Dit is belangrijk. In tegenstelling tot de volatiele energie- en voedingsprijzen stijgen, de prijzen van goederen en diensten die de kerninflatie vormen minder snel. Maar áls ze in prijs stijgen, dan neemt deze prijsstijging ook weer minder snel af.

De eerste tekenen van verlichting

Buiten deze stuwende factoren zijn er gelukkig ook positieve ontwikkelingen voor inflatie. Ten eerste verbetert de situatie in internationale aanvoerlijnen (zie linkerfiguur hieronder). Productie en aanbod uit China veren terug na de Covid-lockdowns, de prijzen van containervervoer normaliseren en de levertijden van industriële producten lopen terug. De problemen in de aanvoerlijnen nemen dus af, maar zijn nog niet helemaal weg.

Ten tweede zien we door de recessieangst een afkoeling op de grondstoffenmarkten (zie rechterfiguur hieronder). De prijzen van ruwe grondstoffen voor de industriële sector en van grondstoffen voor de productie van voedingsmiddelen dalen sinds enkele weken. Dit is positief, omdat grondstoffen aan het begin staan van de goederen-productieketen. De aanhoudende prijsdruk vanuit grondstoffen op deze keten komt tot een eind als deze prijzen dalen. Aangezien de prijsdalingen ingegeven zijn door recessieangst, lijken deze ook duurzaam. Toch kan een veranderende geopolitieke situatie hier een risico vormen. Denk bijvoorbeeld aan mogelijke strubbelingen bij de graanuitvoer vanuit de oorlogsregio.

Prijzen aan de fabriekspoort vlakken nog niet af

Waar de prijsdruk vanuit grondstoffen afneemt, zien we dit signaal nog niet terug in latere fases van het productieproces. Als we kijken naar producentenprijzen, oftewel de prijs aan de poort van de fabriek, zit er bij productiebedrijven nog veel prijsdruk in de ‘pijplijn’. Het zal dus nog even duren voordat de lagere prijzen van grondstoffen de verwerkende industrie, en uiteindelijk de consument bereikt. Wij gaan ervan uit dat dit nog wel tot in 2023 kan duren.

Overheidsbeleid hevelt inflatie naar 2023

Zoals eerder beschreven hebben de overheidsmaatregelen om koopkracht te beschermen invloed op het inflatiecijfer. Vanaf januari 2022 geldt er een verlaging van de belastingschijven op elektriciteitsgebruik. De belastingvrije voet voor gas en elektriciteit is verhoogd. Daarnaast is sinds april een accijnsverlaging op benzine en diesel doorgevoerd. Ook voor het eerst zichtbaar in de inflatiecijfers van juli is de btw-verlaging op aardgas, elektriciteit en stadsverwarming naar het lagere btw-tarief van 9%. Omdat deze maatregelen – op de hogere belastingvrijevoet en lagere belastingschijven na – van kracht zijn tot eind 2022, worden de prijzen in 2022 gedrukt en zullen deze in 2023 juist oplopen. Zo wordt een deel van de inflatie van 2022 overgeheveld naar 2023.

Naast de overheidsmaatregelen op het gebied van koopkracht zijn er voor de inflatie nog twee pandemiemaatregelen van belang. Ten eerste de tot 1 mei 2024 gemaximeerde huurverhogingen. Hierdoor worden prijsstijgingen in verhuurmarkten gedempt. Ten tweede het in verband met de Covid-lockdowns het voor het schooljaar 2021-2022 verlaagde collegegeld voor studenten. Dit leverde vanaf september 2021 een negatieve bijdrage van -0.3% aan de inflatie. Vanaf september 2022 tot en met augustus 2023 slaat dit om in een positieve bijdrage van ongeveer dezelfde grootte, aangezien het collegegeld dan weer het reguliere bedrag is.

Ramingen opwaarts aangepast

Op grond van het bovenstaande passen wij onze inflatieramingen aan. Onze nieuwe ramingen gaan door onze nieuwe energiescenario’s omhoog naar 8,7% in 2022 en 4,0% in 2023 (zie linkerfiguur bovenaan). Een opwaartse aanpassing in vergelijking met onze vorige ramingen van 8% in 2022 en 3,8% in 2023. Het moge duidelijk zijn dat de inflatieramingen op dit moment met meer onzekerheid dan normaal omgeven zijn. Er lopen veel overheidsmaatregelen om de gevolgen van gestegen energieprijzen te verlichten tot 31 december 2022, waardoor inflatie van 2022 overgeheveld wordt naar 2023. Veranderingen van deze maatregelen kunnen de inflatieramingen beïnvloeden. Ook de ontwikkelingen op energiemarkten zijn onzeker en hebben bij veranderingen grote gevolgen voor de inflatieramingen.