Publication

NL Weekly: De week van sentiment bij consumenten, de formatie en dekkingsgraden

Macro economieNederland

Dekkingsgraden van pensioenfondsen stijgen. Nederlandse huishoudens positiever over de toekomst dan Europese huishoudens. Vanuit de overheidsfinanciën valt geen meevaller te verwachten die de formatie vlot kan trekken.

Situatie pensioenfondsen verbetert… op papier

Vandaag presenteren enkele grote pensioenfondsen hun cijfers over het eerste kwartaal. Hieruit blijkt dat hun actuele dekkingsgraden – de bezittingen uitgedrukt als percentage van de verplichtingen – flink stijgen. Dit geldt ook voor de gemiddelde actuele dekkingsgraad van alle fondsen samen. Volgens onze berekeningen stijgt deze ongeveer van 100% eind januari, naar 104% en 107% eind februari en eind maart. Het gemiddelde zit nu (22 april) rond de 112%.

De belangrijkste reden is de stijgende rente, omdat de verplichtingen van pensioenfondsen aan de hand hiervan worden berekend. Onze visie op ECB en rente is echter dat op lange termijn de stijging kan omslaan in een daling. Ten tweede is de dekkingsgraad geen goede indicator om te bepalen of pensioenen worden gekort. Er is in Den Haag en in de polder erg veel onzekerheid over de overgangsfase van het huidige naar het nieuwe pensioenstelsel. We kunnen daardoor niet zeggen of de komende jaren gekort wordt bij 100%, 95%, 90% of helemaal niet. Tevens is het onzeker of dezelfde methode blijft bestaan om de dekkingsgraden uit te rekenen in de overgangsfase. Beide punten hangen ook deels af van de formatie, terwijl we nog niet eens weten welke partijen meedoen.

De dekkingsgraden van de afgelopen maanden zeggen om deze twee redenen vrij weinig over het inkomen van huidige en toekomstige gepensioneerden. (Piet Rietman)

Nederlander veel positiever over toekomstige bestedingen dan Europeaan

Nederland is relatief goed door de coronacrisis heen gekomen. In vergelijking met omliggende landen is de bbp krimp van 2020 met 3,7 procent beperkt en dankzij ruimhartige steun zijn de werkloosheid en faillissementen verbazingwekkend laag gebleven. Misschien verklaart dit ook dat de Nederlandse consument positiever gestemd is in vergelijking met omringende landen over de toekomst.

Uit de Consumer Survey data van de Europese Commissie van maart dit jaar blijkt dat huishoudens in de eurozone over het algemeen negatiever zijn over hun bestedingen aan duurzame goederen voor de komende 12 maanden dan toen hen dezelfde vraag in 2019 werd gesteld. Dat is opvallend, omdat in de vraagstelling specifiek wordt gevraagd naar het beeld voor de komende 12 maanden ten opzichte van afgelopen 12 maanden. In de afgelopen 12 maanden zijn de uitgaven flink teruggeschroefd, met name door de aanhouden restricties. Toch zijn Europese huishouden nog steeds huiverig om grote aankopen te doen, blijkt uit de survey resultaten. De Nederlandse huishoudens kijken hier anders tegen aan, die zijn flink positiever over het doen van grote bestedingen nu dan dat ze voor de corona crisis waren.

Hetzelfde beeld komt naar voren als we de toekomstige financiële situatie van huishoudens bekijken. Op de vraag: ‘verwacht je dat je financiële positie beter of slechter wordt’, zijn Nederlanders nu over het algemeen positiever dan het gemiddelde in 2019. Dit geldt alleen niet voor de hoge inkomens. De 25% hoogste inkomens zien hun financiële situatie iets minder rooskleurig in dan voor de coronacrisis. Het tegenovergestelde beeld is zichtbaar voor Europese huishoudens. Daar zijn alle huishoudens, ook de best-verdienende huishoudens, negatiever over hun financiële situatie de komende 12 maanden dan het gemiddelde voor de coronacrisis.

Nederlandse huishouden staan, over het algemeen, dus positiever tegenover de toekomst in vergelijking. Dat geldt niet voor alle huishoudens. Als we de antwoorden van alle huishoudens binnen de EU vergelijken met die van Nederlandse huishoudens, en een onderscheid maken in het besteedbaar inkomen, dan zien we dat Nederlandse huishoudens met een laag inkomen over het algemeen iets negatiever tegenover de toekomst staan dan huishoudens met een laag inkomen in de EU. (Nora Neuteboom)

Geen meevaller voor de formatie

Wie de term budgettaire ankers hoort, denkt niet direct aan het formatieproces voor een nieuwe regering. Toch zijn budgettaire ankers – wat voor schuldpercentage we als Nederland op langere termijn willen hebben – belangrijk voor de formatie. Het zet de financiële ruimte die de overheid de komende jaren heeft uiteen. In het huidige turbulente formatieproces zou een flinke budgettaire ruimte het maken van een coalitie vergemakkelijken. Er hoeft immers minder op het scherpst van de snede onderhandeld te worden en alle partijen krijgen iets van hun wensenlijstje.

De financiële ruimte wordt uiteraard bepaald door de huidige stand van de overheidsfinanciën. Deze hebben zich het afgelopen jaar positiever ontwikkeld dan in eerdere ramingen werd verondersteld. Het CPB raamde, onder grote onzekerheid over het uitbreken van de pandemie, in juni 2020 dat het overheidssaldo in 2020 uit zou komen op een tekort van bijna 7,6% van het bbp en de overheidsschuld boven de 60% uit zou komen. De realisaties tonen een rustgevender beeld. Het tekort in 2020 kwam uit op 4,3% van het bbp en de schuld bleef steken op 54,5%.

Betekent dit dat er meer ruimte is dan eerder werd verondersteld? Dat zou mogelijk ruimte scheppen in een lastig formatieproces. Het antwoord van de invloedrijke Studiegroep Begrotingsruimte die nieuwe kabinetten adviseert over de financiële ruimte is “nee”. Deze reactie volgde op vragen uit de Tweede Kamer over de budgettaire ankers van de komende jaren. Door de voortdurende onzekerheid op korte (corona) en lange termijn (renteontwikkeling) blijft de Studiegroep bij het advies wat zij in oktober uitbrachten: De begroting kan gebruikt worden om de economie te stabiliseren op de korte termijn. Nadat corona achter de rug is kan het pad naar gezonde overheidsfinanciën uitgestippeld worden. Specifiek ten aanzien van de budgettaire ruimte stelt de Studiegroep; De geadviseerde budgettaire ruimte is daarmee nul: structurele uitgavenverhogingen of belastingverlagingen zijn alleen mogelijk als daar structurele uitgavenverlagingen of belastingverhogingen elders tegenover staan. Recente kabinetsformaties laten zien dat regeerakkoorden binnen de door deze studiegroep geformuleerde uitgangspunten blijven. Het antwoord van de Studiegroep betekent dus dat er uit de hoek van de overheidsfinanciën geen meevaller te verwachten is die de formatie vlot kan trekken. (Jan-Paul van de Kerke)