Prinsjesdag 2022 - Koopkracht gestimuleerd, maar niet genoeg voor herstel
De piek in inflatie leek achter de rug toen deze in maart 2022 uitkwam op 9,7%. De opvolgende maanden nam de consumentenprijsindex (CPI) daadwerkelijk af, onder andere door overheidsbeleid zoals het verlagen van benzineaccijnzen. Ondanks deze verlaging steeg het inflatiecijfer wederom in de afgelopen twee maanden. In de meest recent gemeten maand, augustus, kwam de CPI uit op 12%; het hoogst sinds januari 1963 in de maandelijkse reeks gepubliceerd door het CBS.
Energiecomponent in Inflatie hoog
De CPI brengt de jaar-op-jaar verandering van een mandje goederen in kaart. De bijdragen van deze verschillende componenten aan het inflatiecijfer zijn weergeven in de onderstaande figuur. We zien dat het inflatiecijfer voornamelijk gedreven wordt door de bijdrage van energie. Deze bijdrage steeg naar 6,4% in augustus. Ondanks dat overheidsbeleid, zoals een verlaging van het btw-tarief op aardgas, elektriciteit en stadsverwarming een neerwaarts effect had op het inflatiecijfer, is er een sterke onderliggende prijsstijging door nieuwe prijspieken op gas- en elektriciteitsmarkten. Helaas verwachten we dat de energieprijzen tot eind 2023 hoog blijven, maar de bijdrage van energie in het inflatiecijfer zal tegen het eind van 2022 af gaan nemen doordat we kijken naar een jaar-op-jaar verandering in prijzen. Aangezien eind 2021 de prijsindex voor energie begon toe te nemen, zal het jaar-op-jaar verschil eind 2022 kleiner zijn.
De volatiele componenten in inflatie: energie en voedsel, zijn niet langer het enige aandachtspunt. Deze prijsdruk begint zich te vertalen naar een breder mandje van goederen en diensten. Als we kijken naar de kerninflatie, de inflatie geschoond voor de volatiele componenten energie en voedsel, dan zien we dat deze in augustus uitkwam op 5%. Kerninflatie meet de onderliggende prijsdruk in de economie en de toename daarvan geeft daarom de verbreding van de inflatie weer. De stijging van kerninflatie illustreert dat de prijsstijgingen in de volatiele componenten doorsijpelen naar de minder responsieve goederen en diensten. De prijzen van deze goederen en diensten die door kerninflatie gerepresenteerd worden schommelen minder erg in prijs, waardoor een prijsstijging hier minder snel gevolgd wordt door een prijsdaling.
Prinsjesdag zorgt voor overheveling inflatie naar 2024
Voor deze maatregelen hebben we onze inflatieramingen aangepast naar 8,7% gemiddeld in 2022 en 4% in 2023, aangezien prijsstijgingen zich verbreden en hardnekkiger worden. Aangezien vandaag naar buiten gekomen nieuwe pakket maatregelen de koopkracht bevorderen en daarmee inflatie beïnvloeden, gaan we onze ramingen de aankomende tijd herzien. Omdat deze maatregelen van kracht zijn tot 2023 worden prijzen in 2022 en 2023 gedrukt en lopen prijzen in 2024 juist op. Zo wordt een deel van de inflatie van 2022 en 2023 overgeheveld naar 2024.
Divers beeld bij koopkrachtontwikkeling
Wat er gebeurt met de koopkracht varieert erg per groep: hoe lager het inkomen, hoe groter de koopkrachtstijging. Het minimumloon, met daaraan gekoppeld de bijstand en de AOW, stijgt met 10%. Ook gaan de zorg- en huurtoeslag omhoog, net als de arbeidskorting. De laagste schijf van de inkomstenbelasting gaat omlaag. Allemaal maatregelen die met name voor lage inkomens positief uitpakken.
Deze Prinsjesdag is ook reden om onze loonprognose te herzien. De verhoging van het minimumloon zorgt er namelijk ook voor dat andere lonen meestijgen, terwijl de arbeidsmarkt krap blijft. Anderzijds betekent de door het prijsplafond lagere inflatie ook dat de looneisen lager worden. Al met al verwachten we dat het cao-loon volgend jaar zo’n 3,7% stijgt. Bovenop het cao-loon zijn de startsalarissen hoog en wordt het aantrekkelijker van baan te wisselen. De totale loonstijging ligt zo boven de 4% volgend jaar.
Zo wordt 2023 een jaar van herstel. Het CPB denkt dat de koopkracht met 3,9% stijgt. In 2022 daalde deze echter met 6,8%. Het niveau van de koopkracht is daarmee een stuk lager geworden, ondanks alle maatregelen.