Energiekosten huishoudens - een kleine groep betaalt fors meer, enkelen minder
De energierekening: een kleine groep betaalt fors meer, enkelen minder • De stijging van energiekosten van huishoudens was over het eerste kwartaal van 2022 gemiddeld 20% jaar-op-jaar. Wij zien geen verschil tussen inkomensgroepen. • De verdeling is scheef; sommige huishouden krijgen te maken met een forse prijsstijging, terwijl anderen juist minder betalen • Consumenten die in het eerste kwartaal zijn overgestapt van energieleverancier, krijgen te maken met een gemiddelde stijging van rond de 25% • Energie armoede is geen nieuw fenomeen: De laagste 20% inkomens betalen al gauw rond de 13% van hun inkomen aan energiekosten, ook voordat de recente prijsstijging plaatsvond • De eenmalige uitkering van 800 euro en het naar voren halen van 150 miljoen euro voor energiebesparende maatregelen zijn de meest doeltreffende maatregelen • Het verlagen van de btw op energie achten wij minder doelmatig
Afgelopen vrijdag meldde het CBS dat de Europees geharmoniseerde consumentenprijsindex (HICP) is gestegen in maart naar 11,9%. De jaar-op-jaar percentuele stijging van energie (excl. motorbrandstoffen) was 103%. Uit ABN Amro transactiedata van maart blijkt dat Nederlandse huishoudens gemiddeld iets meer uitgaven aan hun energierekeningen dan in de maand ervoor. De jaar-op-jaar stijging van energiekosten van huishoudens ligt daarmee op ongeveer 20% (lees waarom deze percentages zo veel verschillen). In onze data vinden we geen bewijs dat lage inkomens momenteel met een hoger percentuele stijging te maken krijgt dan hogere inkomens, alle inkomens groepen ervaren een stijging van de rond 20%.
Uit onze transactie data blijkt dat Nederlandse huishoudens in februari nog gemiddeld 135 euro aan de energieleveranciers betaalde, terwijl dit bedrag in maart licht is gestegen (137 euro). Het lijkt erop dat de hogere gasprijzen dus langzaam doorsijpelen in de afdrachten van consumenten aan energie en daarmee over de tijd geleidelijk een negatievere bedrage zullen leveren aan de koopkracht van consumenten. Daarmee zullen de negatieve effecten op de koopkracht met name in het tweede halfjaar van 2022 en in 2023 effect sorteren.
Een kleine groep betaalt minder, een kleine groep fors meer
Deze gemiddelde prijsstijging maskeert wel een enorm verschil in prijsstijgingen tussen huishoudens. Ruim de helft van de Nederlanders heeft een contract met een looptijd van 1 of meer jaar. Daardoor is de energierekening voor deze groep niet gestegen en vaak zelfs gedaald vanwege de relatief milde winter en dus minder gebruik. De aanpassing van het termijnbedrag op basis van lager verbruik vindt voor ieder huishouden een ander moment plaats, afhankelijk van de energieleverancier en wanneer het contract is afgesloten. Ongeveer 40% van de Nederlandse huishoudens heeft een variabel contract, waardoor ze vaker in het jaar te maken krijgen met prijsstijgingen. Kortom, zoals de grafiek linksonder laat zien, krijgen sommige huishouden te maken met een forse prijsstijging, terwijl anderen juist minder betalen.
Als we specifiek kijken naar die consumenten die in de periode januari t/m maart overgestapt zijn van energieleverancier, dan zien we dat deze groep te maken krijgt met een gemiddelde stijging van rond de 25%. Deze stijging van de energierekening is minder dan de 86% prijsstijging die het CBS. In onze berekening verrekenen we de eventuele welkomkorting van de nieuwe energieleverancier en de teruggave van de oude energieleverancier, op basis van lager historisch verbruik.Bovendien gaat het CBS uit van gelijk verbruik, terwijl klanten bij een nieuwe energieleverancier misschien hun verbruik omlaag schroeven.Vanwege de relatief milde winter is makkelijker het verwachte verbruik naar beneden bij te stellen. Dit kan echter, in het geval van een strenge winter in 2022/2023, leiden tot grotere naheffingen.
Prijsstijgingen met name voor lage inkomens problematisch
We concluderen dat de groep huishoudens met een variabel contract of een vast contract dat net afloopt, te maken krijgen met fors hogere prijzen. Met name voor de groep lage inkomens is dit problematisch. In de grafiek hieronder berekenen we de gemiddelde energiekosten van huishoudens naar inkomen.1 Uit de grafiek blijkt dat ‘energie armoede’ geen nieuw fenomeen is. De laagste 20% inkomens (met een besteedbaar inkomen van 1255 of lager) betalen al gauw rond de 13% van hun inkomen aan energiekosten, ook voordat de recente prijsstijging plaatsvond. Huishoudens die 13-20% van hun inkomen uitgeven aan energie, vallen volgens de definitie onder energiearmoede. Ook in deze groep 20% laagste inkomens heeft een klein percentage momenteel al te maken met een stijging van de energierekening omdat hun contract afliep. Omdat deze mensen al op de grens van de energie armoede zaten, is een forse stijging van de energiekosten voor hen een onhoudbare situatie.
Overheidssteun laat kans op driedubbel voordeel liggen
De afgelopen week heeft het kabinet uitzonderlijke maatregelen aangekondigd om de stijgende energiekosten te compenseren. De eenmalige energietoeslag gaat naar 800 euro voor mensen met een inkomen tot 120% van het sociaal minimum. Ook wordt de btw op energie verlaagd van 21% naar 9%. Tot slot haalt het kabinet 150 miljoen euro die bestemd was voor 2026 naar voren om huishoudens met een laag inkomen te helpen bij het nemen van energiebesparende maatregelen.
Het naar voren halen van 150 miljoen euro voor energiebesparende maatregelen voor lage inkomens is een maatregel met een driedubbele opbrengst: het helpt bij het verlagen van de energierekening in deze crisis, het helpt bij het Europese doel om onze afhankelijkheid van autoritaire regimes zoals Rusland te verlagen en niet in de laatste plaats helpt het de klimaatdoelen te behalen. Voor de korte termijn zijn het gebrek aan arbeidskrachten in beroepen rondom de klimaattransitie - zoals elektrotechnisch installateur - de grootste beperking bij het uitvoeren van deze maatregel (zie voor ons onderzoek hierover).
Daarom is de eenmalige uitkering van 800 euro op de korte termijn een doeltreffend alternatief. Het verlagen van de btw op energie achten wij op twee terreinen niet doelmatig. Ten eerste worden daarmee alle inkomensgroepen gesteund terwijl de hogere inkomens deze kosten ook zelf hadden kunnen dragen. Maar belangrijker is dat daarmee de prikkel om te verduurzamen niet alleen wordt weggenomen, maar er ook een prikkel om niet te verduurzamen wordt geïntroduceerd. Huishoudens met midden en hogere inkomens hebben sinds de pandemie het overgrote deel van de 40 miljard euro extra spaargeld op hun rekening staan en zouden deze hoge energierekening mogelijk hebben aangegrepen om hun woning energiezuiniger te maken. De btw korting maakt deze overweging minder kansrijk en dat is een gemiste kans.
Omdat de groep huishoudens die te maken krijgt met steeds hogere energierekeningen in de tweede helft van dit jaar fors zal zijn toegenomen, lijkt het ons verstandig dat het beleid naast de korte termijn compensatie voor lage inkomens, het vizier gericht houdt op de driedubbele opbrengst die elke euro in energie-efficiënte dit en volgend jaar kan opleveren.
1Hier nemen we inkomen uit loon mee (salaris), inkomen uit uitkeringen (werkloosheidswet en bijstand) en inkomen uit pensioen. Omdat we zelfstandigen en eenmanszaken niet goed kunnen definiëren in de data hebben we deze groep in de analyse buiten beschouwing gelaten. We bereken de energiekosten naar inkomen, maar laten daarbij eventuele toeslagen en andere bijdragen van de gemeente en overheid buiten beschouwing.