De week van stijging aantal ZZP'ers en hogere inflatie, die een vertekend beeld geeft


De afgelopen tijd kwamen er veel bedrijven bij. Wat opvalt is de groei van het aantal bedrijven met 1 werkzame persoon: 22,5%. Is het goed dat het aantal ZZP'ers zo groeit? Verder de stijgende inflatie, die in januari uitkwam op 6,4% en wordt bepaald door energie, voeding en industriële goederen. Dit inflatiecijfer laat echter een vertekend beeld zien voor koopkracht.
Meer ZZP’ers: is dat een goed teken?
Uit deze week door het CBS gepubliceerde cijfers blijkt dat er afgelopen tijd veel bedrijven bij kwamen. Er zijn momenteel 2.082.700 bedrijven. Pre-corona, in 2019, waren dat er 1.754.600. Een groei van 18,7%.
De naar aantal werkzame personen laat zien waar die groei met name vandaan komt. In dezelfde periode groeide het aantal bedrijven met 250 of meer werkzame personen met 6,3%. Het aantal bedrijven met 50 tot 249 werkzame personen groeide met 2,6%. De categorie daar onder, met 10 tot 49 werkzame personen, groeide met 3,7%. Er kwamen 6% meer bedrijven bij met 2 tot 9 werkzame personen. De duidelijke uitschieter is de groei van het aantal bedrijven met 1 werkzame persoon: 22,5%.
Dat is in principe een goed teken. Kleine bedrijven zijn vaak innovatiever dan grote. En het opstarten van een nieuw bedrijf zegt iets over het vertrouwen in de economie. Wel moeten we, om twee redenen, voorzichtig met deze cijfers omgaan. Ten eerste komt een gedeelte van dit cijfer voort uit het door de NOW-regeling lage aantal bedrijfsopheffingen in 2021. Ten tweede is niet elk bedrijf met één werkzame persoon een ZZP’er. Ook bedrijven met één werknemer, waarbij de eigenaar zelf niet werkzaam is in het bedrijf, zitten in het cijfer. De mutatie van dit cijfer is daarom slechts een grove indicator van de mutatie van het aantal ZZP’ers.
En pas als de motieven van ZZP’ers om voor zichzelf te beginnen bekend zijn, is de trend beter te duiden. Uit Brits onderzoek () blijkt dat ZZP’ers de keuze om voor zichzelf te beginnen niet alleen baseren op vertrouwen in de toekomst. Behalve die pull-factor zijn er ook push-factoren. Het onderzoek laat zien dat er ook in een economie met weinig baanverlies een belangrijke push-factor is: flexibilisering van de arbeidsmarkt en een dalende kwaliteit van werk duwt mensen het ZZP-schap in.
Dat sluit aan op de observatie van de dat 43% van de werkende armen ZZP’er is. Een groei van het aantal ZZP’ers lijkt weliswaar een goed teken voor het vertrouwen in de economie en kan dus samengaan met of vooruitlopen op de totale productiviteitsgroei. Maar data over de banen die ze verlaten en gegevens over hun nieuwe inkomen helpen om de algehele trend te duiden. Daarvoor zijn ook cijfers nodig over de inkomensgroei van ZZP’ers versus die van werknemers, in 2022 en de jaren daarna. (Piet Rietman)
Inflatie bepaald door energie, voeding en industriële goederen
Na de publicatie van het HICP-cijfer van vorige week (7,6%), werd vandaag ook de nationale consumentenprijsindex gepubliceerd voor de maand januari. Prijzen zijn met 6,4% jaar-op-jaar gestegen.
In de onderstaande figuur laten we de bijdrage van de hoofdcomponenten van inflatie zien. De bijdrage van energie (+3,9 procentpunt) en voeding (+0.7 procentpunt) namen toe ten opzichte van de vorige maand en bepaalden daarmee in grote mate de stijging van de inflatie van 5,7% in december naar 6,4% in januari.
Vanwege problemen in internationale aanvoerketens zijn in afgelopen maanden ook de prijzen van industriële goederen gestegen. Hierdoor droeg deze component eveneens positief bij aan de stijgende inflatie afgelopen maanden. Opvallend is dat in het meest recent inflatiecijfer deze bijdrage constant blijft ten opzichte van december. Betekent dit dat prijsstijgingen door problemen in de aanvoerketens voorbij zijn? Er zijn inderdaad voorzichtige dat Nederlandse bedrijven minder last hebben van de problemen in aanvoerketens. Het is echter op basis van enkel de januaricijfers nog te vroeg om te spreken van een trend. (Jan-Paul van de Kerke)
Inflatiecijfer laat een vertekend beeld zien voor koopkracht
In januari namen, volgens de consumentenprijzenindex van het CBS, de energiekosten van huishoudens met bijna 90% jaar-op-jaar toe. Het grootste aandeel daarin waren elektriciteitsprijzen, die een stijging lieten zien van maar liefst ruim 110% jaar-op-jaar. Daarmee leveren de energieprijzen de grootste bijdrage aan de hoge inflatie (ruim 3 van de 6,4% in januari).
In januari namen, volgens de consumentenprijzenindex van het CBS, de energiekosten van huishouden met bijna 90% jaar-op-jaar toe. Het grootste aandeel daarin waren elektriciteitsprijzen, die een stijging lieten zien van maar liefst ruim 110% jaar-op-jaar. Daarmee leveren de energieprijzen de grootste bijdrage aan de hoge inflatie (ruim 3% van de 6,4% in januari).
Maar er is een discrepantie tussen wat huishoudens daadwerkelijk betalen aan energie en de gemeten energiekosten in de consumentenprijzenindex. Bij onze eigen interne geanonimiseerde transactiedata meten we de daadwerkelijke afdrachten van huishoudens aan energie- en watermaatschappijen en daar bleek de totale jaar-op-jaar stijging van kosten in januari 30% te zijn, in plaats van bijna 90%.
Andere meetmethode en aanpassing van gedrag
Ten eerste vanwege de verschillende meetmethodieken. In onze data zien we de totale kosten aan gas, water en elektriciteit voor huishoudens, terwijl het CBS de energie inflatie raamt door de huidige energieprijzen mee te nemen. Het CBS meet namelijk maandelijkse prijzen van nieuwe contracten, terwijl veel huishoudens een meerjarig contract hebben. Uit de Energiemonitor die de Autoriteit Consument & Markt publiceert, blijkt dat in de afgelopen zomer 56 procent van de 8 miljoen Nederlandse huishoudens een contract had met een looptijd van 1, 2, 3 of 5 jaar. Deze huishoudens ervaren op dit moment dus nog niet de lasten van de hogere energieprijzen. Afhankelijk van de looptijd van hun contract zal de pijn eventueel later nog komen als de energieprijs hoog blijft.
Ten tweede hebben Nederlanders hun gedrag ten aanzien van hun energieconsumptie aangepast. Veel huishoudens hebben bijvoorbeeld tijdens de lockdown hun huis verduurzaamd. Maar liefst 21% heeft kleine energiebesparende maatregelen genomen. Voor grotere maatregelen, zoals zonnepanelen of vloer- of dakisolatie, is dit 15%. Vorig jaar werd in Nederland bijna 10 procent van de elektriciteit opgewekt met zonnepanelen. In 2017 ging het nog maar om 2 procent. Dat betekent, in combinatie met een warme winter, dat het gebruik van gas en niet zelf geproduceerde elektriciteit waarschijnlijk verder is afgenomen in de afgelopen maanden.
Bovendien zijn consumenten waarschijnlijk minder gaan thuiswerken tijdens de winter in 2021/2022 dan een jaar ervoor. Google mobiliteitsdata van werkverkeer laat een daling zien van 29% in de periode november 2020 t/m januari 2021 in vergelijking met dezelfde periode in 2019. De daling was rond de 23% in de periode november 2021 t/m januari 2022 in vergelijking met dezelfde periode in 2019. Minder thuiswerken betekent minder energiegebruik door een huishouden.
Inflatie blijft hoog, maar holt de koopkracht minder uit dan in eerste instantie het geval lijkt
De inflatie is hoog en blijft waarschijnlijk de komende maanden nog hoog. In januari zien we bijvoorbeeld in de transactiedata dat huishoudens jaar-op-jaar 30% meer betalen aan energiekosten, terwijl dat in december nog 0% was. . Dit komt hoogstwaarschijnlijk omdat per januari veel vaste contracten zijn herzien (met een hogere prijs). Maar dit percentage ligt nog ruim onder de bijna 90% zoals het CBS dat voor januari 2022 rapporteerde.
Het negatieve effect van de hoge energieprijzen op de gemiddelde koopkracht is naar alle waarschijnlijkheid een stuk lager dan de inflatie doet suggereren. Vanwege de lange looptijd van contracten, de relatief milde winter en investeringen in de verduurzaming van woningen, ervaren consumenten relatief minder pijn in de portemonnee door de scherpe stijging. Bovendien wordt de energiebelasting eenmalig verlaagd in 2022, een gemiddeld huishouden betaalt daardoor dit jaar 400 euro minder belasting. Alleen al deze laatste maatregel zorgde er voor dat de inflatie in januari niet uitkwam op 7,4%, maar op de nu gerapporteerde 6,4%. (Sjoerd van der Heijden en Nora Neuteboom).