Publication

De in- en outsiders van de loonontwikkeling

Macro economyNetherlands

Opnieuw goed nieuws voor de cao-lonen. Maar dit komt geheel door overheidsinterventie. Baanwisselaars, jongeren en flexwerkers merken hoe zwak de loonontwikkeling echt is.

Opnieuw goed nieuws voor de cao-lonen

Zoals we vorige week signaleerden zijn er kleine lichtpuntjes te zien voor de cao-loonontwikkeling. Dit komt met name door het voortduren van de NOW-regeling in combinatie met de aanstaande heropening van de economie. Daarom verhoogden we vorige week onze contractloonraming voor 2021 van 1,1% naar 1,3%. Ook het CPB verhoogde vandaag haar contractloonraming met twee tiende procentpunt, van 1,4% naar 1,6%. De reden dat wij iets lager ramen is vermoedelijk dat we een grotere rol in de loonontwikkeling zien voor flexwerk. Dit maakt niet alleen de totale loonontwikkeling, maar ook de contractloonontwikkeling cyclischer: lager in slechte tijden, hoger in goede tijden. Dit verklaart wellicht ook een deel van het verschil tussen beide ramingen in de komende jaren.

Ook moet opgemerkt worden dat het CPB vanuit haar rol alleen een basispad raamt: de loonontwikkeling bij gelijkblijvend beleid. Omdat de formatie nu nog gaande is zijn voor de loonontwikkeling relevante beleidswijzigingen op zijn vroegst te verwachten per 1 januari 2022. Denk bijvoorbeeld aan de verhoging van het minimumloon. Deze heeft een opstuwend effect voor alle lonen, met name aan de onderkant van het loongebouw. Omdat wij wel mogelijke beleidswijzigingen meenemen in de contractloonprognose betekent dat de beide ramingen vanaf 2022 niet goed vergelijkbaar zijn.

Deze week werd bekend dat er een vrij stevige Europese richtlijn in voorbereiding is, met steun van de twee grootste fracties in het Europees Parlement. Dit is sneller gegaan dan verwacht. Er wordt een minimumloon voorgesteld dat per lidstaat minimaal 60 procent van het mediane loon en 50 procent van het gemiddelde loon is. Dit betekent voor Nederland niet een minimumloon van rond de € 12,75 per uur zoals we eerder verwachtten, maar richting de € 14,00 per uur. Wel moet daarbij opgemerkt worden dat Nederland in het verleden vaak langzaam is geweest met het implementeren van Europese richtlijnen op sociaaleconomisch vlak (zoals het vaderschapsverlof). Het zou dus best kunnen dat het nog jaren duurt voordat er een minimumloon van € 14,00 per uur is. Het nieuwe regeerakkoord biedt waarschijnlijk meer zicht op het tempo.

De cao-loongroei komt geheel door overheidsinterventie

Hoewel er dus lichtpuntjes zijn voor de cao-loongroei, geeft deze een vertekend beeld. Het iets verhogen van onze raming heeft niks te maken met de stand van de arbeidsmarkt, maar alles met beleid: het voortduren van de NOW en het aflopen van de coronabeperkingen. Bovendien is nog altijd een fors deel van de cao-loonstijgingen die nu plaatsvinden overeengekomen vóór de coronacrisis. Een bedrijf of sector kan bijvoorbeeld in 2019 een cao overeenkomen voor de jaren 2020 en 2021. Dit is achteraf niet open te breken. Zo krijgen momenteel veel werknemers cao-loonstijgingen die gebaseerd zijn op de loonruimte die er in dat bedrijf of die sector was vóór corona.

De cao-loongroei reflecteert dus niet hoe schaars arbeid is, maar hoe succesvol de NOW-regeling is en hoe goed de combinatie van onze cao-systematiek met de NOW uitpakt voor zittende werknemers. En als in de komende jaren het minimumloon stijgt stuwt opnieuw niet de markt, maar beleid de cao-lonen omhoog.

Baanwisselaars, jongeren en flexwerkers merken hoe zwak de totale loonontwikkeling is

De Nederlandse steunpakketten hebben vooral mensen in hun baan gehouden, in plaats van de inkomens van huishoudens rechtstreeks te stimuleren zoals in andere landen. Buiten de veilige haven van het vaste contract en de cao-loongroei wordt dat duidelijk. Op basis van aannames over enkele componenten van de incidentele loongroei (alles buitenom de cao-loonsverhoging) denken we dat de arbeidsmarkt eigenlijk een stuk zwakker is:

  • Er is binnen bedrijven weinig ruimte voor individuele loonstijging zoals een prestatie-afhankelijke vergoeding, meer uren gaan werken of een schaalsprong. Door de steunpakketten zijn werknemers primair gericht op baanbehoud en door de lockdownmaatregelen hebben werkgevers weinig financiële ruimte voor overige vormen van loongroei.

  • Intreders op de arbeidsmarkt, zoals jongeren en voorheen werklozen, krijgen een lager startsalaris aangeboden dan anders omdat werkgevers willen afwachten hoe hun bedrijf dit jaar doorstaat.

  • Veel sectoren en bedrijven waar nu werkgelegenheid ontstaat dankzij corona, zoals distributiecentra, bezorgdiensten en groothandels, bieden lage lonen en/of flexibele contracten. In deze sectoren en bedrijven gaan niet alleen de genoemde intreders aan de slag, maar ook mensen die van flexbaan naar flexbaan gaan en dus steeds een nieuw startsalaris krijgen. In deze functies is het bovendien vaak makkelijk om onvrijwillig teruggeschaald te worden in aantal uren.

  • Omdat de NOW ervoor zorgt dat werknemers blijven zitten waar ze zitten, mag aangenomen worden dat veel baanwisselaars niet geheel vrijwillig van baan wisselen. Veel baanwisselaars zullen voorsorteren op een aanstaand ontslag of afgenomen kansen op individuele loongroei. Zij zullen gemiddeld genomen bij een nieuwe werkgever met een lager salaris akkoord gaan dan waar zij mee akkoord zouden gaan als het wisselen van baan geheel vrijwillig was.

De incidentele loongroei, uitgedrukt in procentpunten ten opzichte van het contractloon om zo tot de totale loongroei te komen, is sinds 2014 negatief. Het CPB schreef dit in 2020 toe aan onder andere jongeren die de arbeidsmarkt betreden, aan lagere opleidingsniveau’s en aan flexwerk. Door de hierboven genoemde aannames gaan we er van uit dat de incidentele loongroei momenteel nóg negatiever is dan de afgelopen jaren. Wel zou, door de grote bijdrage van jongeren en flexwerkers aan de incidentele loongroei, de verwachte minimumloonstijging hier iets van verandering in kunnen brengen. Grote delen van deze groepen verdienen namelijk het minimumloon of iets daarboven.