Publication

Nevi Inkoopmanagersindex stijgt naar neutrale 50

Macro economieNederland

Hoewel de Nederlandse industrie de productie in februari verder verlaagde, worden de eerste groene scheuten zichtbaar. Het aantal nieuwe orders is zelfs gestegen ten opzichte van de voorgaande maand, zo blijkt uit de Nevi Inkoopmanagersindex over februari. De algehele score van de index is gestegen van 48,4 naar 50,0, en duidt daarmee voor het eerst sinds juni niet meer op een afname van de bedrijvigheid.

De algehele score van de Nevi Inkoopmanagersindex is een gewogen gemiddelde van deelindicatoren voor het aantal nieuwe orders (30 procent), de omvang van de productie (25 procent), de werkgelegenheid (20 procent), de levertijden (15 procent) en de voorraden van ingekochte onderdelen en materialen (10 procent). De deelindicator voor de nieuwe orders is de enige die in februari boven de 50 uit kwam, de andere deelindicatoren zaten er nog onder. De stijging van het aantal nieuwe orders kan een voorbode zijn van herstel.

Trump drukt investeringen

Het herstel is wel onzeker door het grillige gedrag van Donald Trump. Respondenten van de Nevi Inkoopmanagersindex hadden tot en met 20 februari de tijd om vragen te beantwoorden. Op 10 februari voerde Trump al een importheffing van 25 procent in op staal en aluminium. Op woensdag 26 februari maakte de Amerikaanse president echter ook bekend importheffingen van 25 procent op andere Europese producten te willen invoeren. In zijn eerste termijn als president deed Trump soortgelijke uitspraken, maar na onderhandelingen met de Europese Commissie in 2018 gingen de meeste aangekondigde heffingen uiteindelijk niet door.

Vorige week meldde de Europese Commissie “onmiddellijk en krachtig” te zullen reageren op importheffingen van Trump. In 2018 kwam de Europese Unie al met importheffingen op onder andere motoren van Harley-Davidson. Het is onzeker of er ditmaal importheffingen komen, hoe hoog deze zullen zijn en welke producten eventueel worden uitgezonderd. Wel bestaat een duidelijk risico op een handelsoorlog en het is mogelijk dat deze onzekere situatie ondernemers kopschuw maakt bij het nemen van investeringsbeslissingen. Dat kan de vraag naar bijvoorbeeld machines onder druk zetten.

Circa 5 procent van de Nederlandse export van goederen is bestemd voor de Verenigde Staten (VS). Importheffingen zouden de Nederlandse export kunnen drukken, bijvoorbeeld de export van staal, auto-onderdelen, chemische producten, medicijnen en voedingsmiddelen. Met name voor dranken is de VS een belangrijke exportmarkt, dus de verpakkingsindustrie kan indirect hinder ondervinden van importheffingen. Ook allerlei machines en apparaten worden vaak naar de VS geëxporteerd. Zo was de VS in 2023 goed voor maar liefst 22 procent van de totale exportwaarde van machines voor de voedingsindustrie, zo blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau van de Statistiek (CBS). De afnemers daarvan zijn echter waarschijnlijk relatief ongevoelig voor een hogere prijs.

Redding voor energie-intensieve industrie?

De Europese Commissie presenteerde op woensdag 26 februari veel nieuwe voorstellen om de concurrentiepositie van de Europese industrie te verbeteren, zoals de Clean Industrial Deal en het Action Plan for Affordable Energy. Sinds de energiecrisis van 2022, die door de Russische invasie in Oekraïne werd aangewakkerd, staat vooral de productie in energie-intensieve industrieën onder druk, zoals de staalindustrie en de chemische industrie.

De Commissie doet voorstellen om de energiekosten voor bedrijven te verlagen. In lijn met de aanbevelingen van het rapport van Mario Draghi van september beoogt de Europese Commissie de verduurzaming van de energievoorziening te versnellen. Zo omvatten de vorige week gepresenteerde voorstellen van de Commissie een plan voor een ‘industriële decarbonisatiebank’ van 100 miljard euro, ten behoeve van financiering van investeringen die nodig zijn om de CO2-uitstoot van de industrie te verlagen. Ook maakte de Commissie vorige week bekend de verbindingen tussen elektriciteitsnetten van verschillende lidstaten te willen verbeteren, met als doel de elektriciteitsmarkt beter te laten functioneren.

Verder zoekt de Commissie het vooral in meer staatssteun voor energie-intensieve sectoren. Zo stelde de Commissie vorige week voor dat lidstaten de belasting op elektriciteit verlagen en de snel stijgende kosten voor elektriciteitsnetten deels uit de begroting financieren. De regels voor staatssteun worden eenvoudiger gemaakt. Het lijkt erop dat het dus in belangrijke mate van de individuele lidstaten afhangt of de energiekosten en nettarieven voor de industrie omlaag gaan.

Het blijft overigens de vraag of Den Haag de energie-intensieve industrie meer financiële steun zal bieden. Op dit moment zijn de nettarieven voor de Nederlandse industrie veel hoger dan die in omliggende landen, en krijgen industriële bedrijven in die landen ook nog ruime compensatie voor CO2-heffingen, zo bleek in april vorig jaar uit onderzoek in opdracht van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat.

De Commissie presenteerde vorige week ook het ‘omnibus-vereenvoudingspakket’, met voorstellen om de administratieve lasten voor bedrijven beperken, bijvoorbeeld door niet ook middelgrote ondernemingen, maar alleen de grootste bedrijven te laten rapporteren in het kader van CSRD, CSDDD, CBAM et cetera.

De voorgestelde aanpassingen van aanbestedingsprocedures zijn eveneens van belang. Het moet mogelijk worden dat Europese leveranciers een streepje voor hebben op bijvoorbeeld Chinese concurrenten. Onder andere Europese fabrikanten van elektrische bussen zouden daarvan kunnen profiteren.