De precieze gevolgen van de val van het kabinet voor de economie laten zich op dit moment nog moeilijk voorspellen. Wel dragen de demissionaire staat van het kabinet en aanstaande verkiezingen bij aan: 1) vertraging op prangende beleidsdossiers zoals de stikstofimpasse en het verzwaren van het elektriciteitsnet; 2) beleidsonzekerheid, bijvoorbeeld t.a.v. klimaatbeleid, woningmarktbeleid en hervormingen van de arbeidsmarkt en belastingbeleid; en 3) een kans op beleidsfouten tegen een inflationaire achtergrond. Concreet betekent de val van het kabinet op de korte termijn lagere overheidsuitgaven en mogelijk uitstel van de investeringen. Op de langere termijn zijn de kosten van vertraging groter.
Nieuw kabinet laat door politieke fragmentatie en formatie lang op zich wachten
Afgelopen vrijdag viel het kabinet bestaande uit VVD, D66, CDA en de ChristenUnie. Aangetreden op 10 januari 2022 bleef het kabinet Rutte 4 in totaal 18 maanden in functie. Uiteindelijk was het migratie waarover de coalitie viel. Al waren er eerder tekenen aan de wand. Zo was het formatieproces de langste ooit in de Nederlandse politieke geschiedenis en kondigde het CDA eerder al aan het coalitieakkoord op het punt van stikstof open te breken.
Nieuwe verkiezingen vinden volgens de kiesraad op z’n vroegst plaats in november. De peilingen, die uiteraard nog flink kunnen veranderen, wijzen op een voortzetting van de fragmentatie van het politiek landschap. Dit samen met de recente geschiedenis van lange formaties maken dat het tot in 2024 kan duren voordat een nieuw kabinet gevormd is. Tot dan heeft het huidige kabinet demissionaire status.
In september wordt in de Tweede Kamer gestemd over welke onderwerpen ‘controversieel’ zijn. Tot er een nieuwe regering met een nieuw mandaat aangetreden is worden er hierover geen belangrijke beslissingen genomen worden. Als we kijken naar de economisch relevante beleidsterreinen dan is het de verwachting dat veel hiervan controversieel verklaard zullen worden. Denk bijvoorbeeld aan het klimaatbeleid. Het klimaatfonds van de EUR 34 miljard moet enkel nog door de Eerste Kamer, wat de kans op vertraging verkleint. De recente klimaatmaatregelen uit de voorjaarsbesluitvorming daarentegen moeten nog goedgekeurd worden door de Tweede Kamer. De kans daarop is klein. Andere onderwerpen waar besluitvorming eveneens stil kan komen te liggen, zijn het woningmarktbeleid, de hervorming van de arbeidsmarkt en de hervorming van het belastingstelsel. Dit heeft implicaties voor de Nederlandse economie.
Vertraging lonkt, vooral in de stikstofaanpak, met uitstralingseffecten op andere dossiers
De val van het kabinet betekent vertraging van enkele nijpende dossiers die de economie en de maatschappij beperken. Hiervan springt de stikstofimpasse het meest in het oog, met name omdat deze grote uitstralingseffecten heeft. De vergunningsverlening en daarmee de bouw van woningen, het aanleggen van infrastructuur en het verzwaren van het elektriciteitsnet lijden allen onder extra vertraging. Naast stikstof lopen ook andere economische hervormingen vertraging op. De commissie-Borstlap presenteerde al in 2020 maatregelen om de arbeidsmarkt meer in balans te brengen. Het deel van deze voorstellen met betrekking op meer zekerheid voor flexibele arbeidsvormen dat voor besluitvorming naar de Tweede Kamer zou gestuurd worden, loopt nu het risico controversieel verklaard te worden en vertraging op te lopen.
Beleidsonzekerheid beïnvloedt huidig gedrag
Een ander risico naast vertraging van beleid is dat we niet weten wat voor beleid de volgende coalitie zal gaan voeren. Dit zorgt voor beleidsonzekerheid. Boeren weten bijvoorbeeld niet hoe een nieuwe regering de stikstofuitstoot wil terugbrengen. Vastgoedinvesteerders weten niet of de huurregulering doorgezet wordt. Juist bij klimaatbeleid speelt beleidsonzekerheid een grote rol. Daar stapt de overheid in om marktfalen, transitiefalen en coördinatiefalen op te lossen. Nu het onduidelijk is welk beleid er in de toekomst gevoerd wordt, kijken huidige bedrijven misschien liever eerst de kat uit de boom, wachten gemeenten op welke rol zij straks gaan spelen en zijn investeerders terughoudender. Diverse organisaties uit het maatschappelijk middenveld waarschuwen voor stilstand.
Er gaat een risico uit van verkiezingstijd tegen de inflationaire achtergrond
Een minder prangend, maar niet uit te vlakken risico komt voort uit de aanstaande verkiezingstijd. Het afgelopen jaar hebben we druk gezien op beleidsmakers om met flinke steunmaatregelen de koopkracht te stutten. Door een snelle daling van de energieprijzen, flinke loonstijgingen en een vertekend inflatiecijfer bleek dit minder nodig dan gedacht. In de komende verkiezingstijd ontstaat deze druk misschien opnieuw. Er wordt al vooruitgelopen op dit onderwerp met het oog op een Prinsjesdag met een demissionair kabinet. Het parlement kan aanzetten tot verdere steunmaatregelen, maar het is belangrijk de macro-economische context in ogenschouw te nemen. In normale tijden kan te ruime koopkracht steun misschien weinig kwaad. Maar in de huidige inflationaire omgeving doet de overheid er verstandig aan de uitgaven en vooral de koopkrachtsteun doelmatig in te zetten voor die groepen die het nodig hebben. Generieke steun, zoals in 2023 met het prijsplafond, is dan niet optimaal. In de huidige oververhitte economie leidt extra steun enkel tot extra vraag en daarmee tot sterkere prijsstijgingen. Daarmee rijdt het overheidsbeleid de doelstelling van de centrale bank in de wielen. Als onze inflatie langer hoog blijft dan in de ons omringende landen, zal dat bovendien onze concurrentiepositie aantasten.