Hoe staat het ervoor met de Richtlijn Energieprestatie Gebouwen?


De EU ligt niet op koers om haar doelstelling te halen om het bestaande gebouwenbestand tegen 2050 om te vormen tot 'bijna-energieneutrale gebouwen'. De herziene Richtlijn Energieprestatie Gebouwen (EPBD) is een van de beleidsinitiatieven om dit proces te versnellen. Er zijn trialoogbesprekingen gaande over de uiteindelijke vorm van de herziening. Er zijn nog steeds meningsverschillen over de manier waarop de minimumnormen voor energieprestaties moeten worden geïmplementeerd.
De EU ligt niet op koers om haar doelstelling te halen om bestaande gebouwen te renoveren tot 'bijna energie-neutrale gebouwen' tegen 2050
De herziene en herschikte Richtlijn Energieprestatie Gebouwen (afgekort EPBD) is een van de beleidsinitiatieven om dit proces te versnellen
De Europese Commissie heeft haar voorstel voor de EPBD eind 2021 ingediend, maar de besprekingen met het Parlement en de Raad over de definitieve vorm van de herziening zijn nog gaande
Er zijn nog steeds meningsverschillen over de manier waarop de minimumnormen voor energieprestaties moeten worden geïmplementeerd, met name voor bestaande woongebouwen, maar er is hoop op een overeenstemming deze maand
Gebouwen in de EU zijn verantwoordelijk voor 40% van het energieverbruik en 36% van de energie-gerelateerde uitstoot van broeikasgassen. De transitie van de gebouwensector is daarom cruciaal voor Europa om zijn emissiereductiedoelstellingen te bereiken. De twee pijlers van deze overgang zijn enerzijds een grotere energie-efficiëntie van gebouwen en anderzijds een verminderde afhankelijkheid van fossiele brandstoffen. Efficiëntie is echter cruciaal en beleidsmakers zien de noodzaak om het bestaande gebouwenbestand te renoveren tot 'bijna energie-neutrale gebouwen' om uiterlijk in 2050 uitstoot neutraal te zijn. De EU ligt echter niet op schema voor deze doelstelling. Grootschalige renovatie is nodig, aangezien 75% van het gebouwenbestand inefficiënt is, 85-95% van de bestaande gebouwen er in 2050 nog zullen staan en het jaarlijkse renovatietempo slechts 1% bedraagt. Zoals de Commissie opmerkt "zou het in het huidige tempo eeuwen duren om de bouwsector koolstofvrij te maken".
Om de overgang te versnellen, hebben beleidsmakers een aantal complementaire initiatieven opgezet, waaronder de ‘Renovation Wave for Europe Strategy’, een nieuw emissie handel systeem voor gebouwen, de ‘Energy Efficiency Directive’ en een herziening van de Energy Performance of Buildings Directive (EPBD). In deze notitie richten we ons op hoe de herziening van de EPBD eruit ziet, aangezien deze zich nog midden in het onderhandelingsproces tussen de Commissie, het parlement en de lidstaten bevindt.
Belangrijkste kenmerken van de herziening van de EPBD
De door de Europese Commissie voorgestelde hervorming van de EPBD maakt deel uit van het 'Fit for 55'-pakket, dat tot doel heeft uitstoot niveau van nul in 2050. Het is de bedoeling om gebouwen sneller te renoveren, de uitstoot van broeikasgassen en het energieverbruik te verminderen en de toepassing van hernieuwbare energie in gebouwen te bevorderen. Ter ondersteuning van deze doelstellingen wordt een aantal belangrijke wijzigingen voorgesteld, die hieronder worden uiteengezet.
Emissievrije gebouwen - Een nieuwe definitie van emissievrije gebouwen (‘Zero Emissions Building’, ZEB) wordt ingevoerd als norm voor alle nieuwe gebouwen vanaf 2027 en voor alle gerenoveerde gebouwen vanaf 2030. Onder ZEB wordt een gebouw met een zeer hoge energieprestatie verstaan. Voor woningen moet het totale jaarlijkse primaire energieverbruik lager zijn dan 60-75 (kWh/m2), waarbij het exacte punt in de range afhankelijk is van de regio. Het resterende energieverbruik moet volledig worden gedekt door hernieuwbare bronnen die ter plaatse worden opgewekt of lokaal worden geproduceerd.
Energielabels - Om de vergelijkbaarheid in de hele EU te garanderen, worden energielabels (EPC) uiterlijk eind 2025 gebaseerd op een geharmoniseerde schaal van energieprestatieklassen. Deze energieprestatieklassen worden opnieuw ingedeeld (A-G). Gebouwen in klasse A moeten voldoen aan de hierboven beschreven ZEB-norm, terwijl gebouwen in klasse G overeenkomen met de slechtst 15% presterende gebouwen in het nationale gebouwenbestand op het moment van de invoering van de schaal. De overige klassen (B-F) hebben een gelijkmatige bandbreedteverdeling van energieprestatie-indicatoren over de energieprestatieklassen. Dit zou moeten leiden tot enige harmonisatie van het huidige ongelijksoortige systeem van EPC's in Europa (zie tabel op de volgende pagina), hoewel er aanzienlijke nationale verschillen zullen blijven bestaan. Bijvoorbeeld in Nederland worden gebouwen met 105 KWh/m2 intensiteit nu nog geclassificeerd als A.
Minimale energieprestaties - Er moeten op EU-niveau nieuwe minimumnormen voor energieprestaties (MEP's) worden ingevoerd, met als doel een verhoging van het renovatietempo voor de slechtst presterende gebouwen. Voor openbare en niet-residentiële gebouwen zouden gebouwen in energielabel G gerenoveerd moeten worden om ten minste klasse F te bereiken tegen 2027 en klasse E tegen 2030. Voor niet-openbare woongebouwen moeten gebouwen in energielabel G worden gerenoveerd om in 2030 ten minste klasse F en in 2033 ten minste klasse E te bereiken. Het staat de lidstaten vrij om minimale energieprestatienormen vast te stellen voor de renovatie van alle andere bestaande gebouwen. Lidstaten mogen verschillende categorieën gebouwen uitsluiten van de minimumnormen, zoals monumenten. Nieuwe particuliere gebouwen moeten ZEB zijn tegen 2030 en nieuwe openbare gebouwen al tegen 2027.
Nationale renovatieplannen - Om de vijf jaar moeten de EU-regeringen nationale renovatieplannen voor gebouwen indienen met doelstellingen voor 2030, 2040 en 2050. Deze plannen zouden een 'volledig operationeel planningsinstrument' moeten zijn, met meer aandacht voor financiering en de beschikbaarheid van geschoold personeel. De eerste ontwerpen moeten uiterlijk 30 juni 2024 klaar zijn. De Commissie zou deze plannen kritisch beoordelen. De in de EPBD voorgestelde maatregelen moeten de strategie "Renovatiegolf voor Europa" ondersteunen, die tot doel heeft het renovatietempo in de komende tien jaar te verdubbelen.
Financiële steunaan de eigenaren van gebouwen - Van de lidstaten wordt verwacht dat zij bovengenoemd beleid ondersteunen door passende financiële steun te verlenen, met name aan kwetsbare huishoudens. Er moet ten volle gebruik worden gemaakt van EU-financiering om renovaties te helpen financieren. Bijvoorbeeld via het vlaggenschiponderdeel "Renovate" van de Herstel- en veerkrachtfaciliteit (RRF) en het ETS Sociaal Klimaatfonds vanaf 2025. Het mobiliseren van financiële instellingen moet ook een centrale rol spelen. Er moeten mechanismen worden ingevoerd om hypotheekverstrekkers ertoe aan te zetten de energieprestaties te verbeteren van de portefeuille van gebouwen die door hun hypotheken worden gedekt, zodat potentiële klanten worden aangemoedigd om hun eigendom te renoveren.
Betere informatievoorziening – Meten is weten. Betere informatie over de huidige staat van het gebouwenbestand is een eerste vereiste voor de verbetering ervan. Lidstaten moeten nationale databases opzetten voor energielabels/EPC's van gebouwen en deze gegevens overdragen aan de ‘Building Stock Observatory’. Alle openbare gebouwen zouden verplicht een EPC moeten krijgen, evenals particuliere gebouwen waarvan het huurcontract wordt verlengd. Momenteel is een EPC verplicht voor alle nieuwe gebouwen, gebouwen die ingrijpend gerenoveerd moeten worden en gebouwen die verkocht of verhuurd worden aan nieuwe huurders. De geldigheid van EPC's in de lagere D-G klassen wordt teruggebracht tot slechts 5 jaar (in plaats van 10 jaar) om ervoor te zorgen dat ze actuele informatie bevatten.
De stand van zaken
Het wetgevingsvoorstel van de Europese Commissie om de EPBD te herschikken werd in december 2021 gepresenteerd. In maart van dit jaar heeft het Europees Parlement zijn standpunt bepaald voor de inter-institutionele onderhandelingen, die momenteel aan de gang zijn. Er zijn verschillen tussen het hierboven beschreven voorstel van het Parlement en de Raad en het voorstel van de Commissie. Het Parlement had juist ambitieuzere doelen willen zien. Nieuwe gebouwen zouden al in 2028 ZEB moeten zijn (in plaats van 2030 in het voorstel van de Commissie). Woongebouwen zouden in 2030 ten minste EPC klasse E moeten hebben en in 2033 ten minste klasse D (in plaats van respectievelijk F en E in het Commissievoorstel).
Ondertussen leek de initiële onderhandelingspositie van de Raad minder ambitieus in vergelijking met het voorstel van de Commissie. De nieuwe bouweisen waren dezelfde als die van de Commissie, maar openbare gebouwen zouden ZEB moeten zijn tegen 2028 (in plaats van 2027). Bestaande woongebouwen zouden tegen 2033 klasse D moeten bereiken. Niet-residentiële gebouwen zouden moeten voldoen aan maximale energieprestatiedrempels die zijn vastgesteld op basis van de ‘15-25% slechtst presterende gebouwen’. Ze zouden in 2030 onder de 15% moeten zitten en in 2034 onder de 25% van deze drempel. Dit zou een langzamere overgang betekenen dan wat de Commissie beoogd. De Raad was ook voorstander van een A+ klasse, naast de ZEB A klasse, voor gebouwen die ook ter plaatse hernieuwbare energie aan het net leveren.
Naarmate de onderhandelingen over de herziene EPBD vorderden, blijken de verschillen over de minimumnormen voor energieprestaties te blijven bestaan. Voor woongebouwen lijkt de Raad over te willen stappen op streefcijfers die gebaseerd zijn op de daling van het gemiddelde primaire energieverbruik van het gehele woningbestand in de periode van 2025 tot 2050, in plaats van vereiste prestaties op het niveau van individuele gebouwen. De lidstaten zouden minimumnormen voor de energieprestaties van woongebouwen vaststellen op basis van een nationaal traject voor de renovatie van het gebouwenbestand en zouden dus het aantal gebouwen of het vloeroppervlak vaststellen dat jaarlijks moet worden gerenoveerd. De lidstaten zouden er nog steeds voor zorgen dat deze trajecten in overeenstemming zijn met klasse D in 2033. Ondanks deze hardnekkige verschillen op dit en andere gebieden, wordt gehoopt dat er compromissen zullen worden gevonden, zodat later deze maand een definitief akkoord kan worden bereikt.