Column

Een snelle energietransitie én goedkope benzine. Kan dat?

Natural resourcesGlobalEnergyEnergy transition
SustainabilityGlobalEnergyEnergy transition

De afgelopen tijd hebben we door de hoge energieprijzen vanuit nationale en Europese leiders initiatieven gezien om de energietransitie te bevorderen. Hans van Cleef vindt dit lovenswaardige ambities en versnellingen zorgen er inmiddels voor dat versnelling ook echt zichtbaar is. Het gaat echter soms zo snel dat het technisch niet bij te benen is. Het leidt ook tot het besef dat we voorlopig nog niet zonder fossiele brandstoffen kunnen. Sterker, het westerse beleid om Rusland van de wereldmarkt te drukken, in combinatie met het onevenredig investeren in de energietransitie (te weinig in duurzame energie en/óf te weinig in fossiele brandstoffen), leiden vooralsnog vooral tot een serieuze ontwrichting van de mondiale vraag en aanbod met hogere prijzen als gevolg.

Afgelopen week stuurde President Biden een brief naar de grootste Amerikaanse olie- en gasbedrijven. In deze brief gaf Biden toe dat de krappe voorraden als gevolg van de Russische agressie leidt tot hoge prijzen. Maar daarnaast verweet Biden deze olie- en gasbedrijven ook te grote winsten te maken over de rug van de Amerikanen. Tevens riep hij op tot meer productie van olieproducten zoals benzine en diesel. De branchevereniging, The American Petroleum Institute, reageerde door te verwijzen naar het beleid van de afgelopen jaren dat juist gericht was op het terugdringen van Amerikaanse olie- en gasproductie. Oudere raffinaderijen werden gesloten omdat investeren in verduurzaming niet zou lonen, en andere raffinagecapaciteit is juist al omgebouwd zodat het nu geschikt is gemaakt voor de productie van bijvoorbeeld biodiesel. Het ging ten laste van de capaciteit voor de productie van de traditionele fossiele brandstoffen zoals benzine en diesel.

Van aanbod naar capaciteit

Hoewel de meeste krapte momenteel zit in de downstream activiteiten en vooralsnog minder in de upstream, zien we ook daar meer angst voor ontstaan. Na de laatste OPEC+ vergadering, waarin hogere productie werd aangekondigd, bleef de reactie op de olieprijs zeer beperkt. De aangekondigde productieverhoging was vooral een verschuiving van een toch al geplande verhoging. Ook blijkt OPEC+ steeds minder in staat om de productie ook daadwerkelijk met de aangekondigde hoeveelheden te verhogen. Maar de belangrijkste reden voor het uitblijven van een marktreactie was een verschuiving van de focus. Waar deze eerst nog lag op de productieniveaus verschoof de aandacht naar de reservecapaciteit. Oftewel, de productiecapaciteit die op korte termijn ingezet kan worden tijdens een calamiteit in de markt.

Traditioneel was deze zo’n 2-2,5 miljoen vaten per dag, grotendeels in handen van Saoedi-Arabië. Inmiddels nadert de reserveproductiecapaciteit opnieuw dit niveau, maar is het onzeker in hoeverre dit kan worden ingezet. De grote reserves liggen bij Iran (maar is niet beschikbaar als gevolg van sancties), Libië (onbetrouwbaar door lokale onrusten), Irak (mogelijk inzetbaar), en de twee grote OPEC-producenten de Verenigde Arabische Emiraten en Saoedi-Arabië. Zij investeerden wel substantieel door tijdens de pandemie. De reservecapaciteit van deze twee landen is zo’n 2,2 miljoen vaten per dag. Maar deze twee landen werken ook nauw samen met Rusland in de OPEC+ coalitie. Ook de VS werd wel eens bestempeld als een ‘swing-producer’, oftewel een producent die de productie verhoogt als de marktomstandigheden daarvoor juist zijn. Dit is was al discutabel maar is inmiddels al helemaal niet meer het geval nu Amerikaanse oliebedrijven vooral kijken naar de winstgevendheid van de productie en zich niet alleen meer blindstaren op groei, naast de andere problemen zoals een tekort aan arbeidskrachten.

Van investeringsfase naar substitutiefase

Iedereen die economielessen heeft gevolgd op school kent het begrip varkenscyclus. Dit is een cyclus waarbij er wordt geïnvesteerd in meer aanbod als de prijzen hoog zijn, en voorraden of productiecapaciteit juist afneemt als de prijzen laag zijn. Bij olie- en gasmarkten is dit niet anders. In de periode 1990-2000 kenden we relatief lage olieprijzen. Er was voldoende aanbod en de markt was redelijk in balans. De gemiddelde prijs lag tussen de USD 15-20 per vat. Tussen 2000 en 2010 stegen de prijzen flink. Deels doordat er financiële producten werden ontwikkeld die de markten bereikbaar maakten voor iedere belegger, maar ook doordat de voorraden krapper werden. Er moest dus flink geïnvesteerd worden in nieuwe bronnen. En ja, de prijzen schoten door richting een record van ruim USD 149/vat in 2008 om vervolgens te kelderen tijdens de financiële crisis. Maar ook als je die bewegingen weglaat zag je dat de gemiddelde prijs inmiddels was gestegen van USD 15-20/vat naar USD 80/vat. Het bleek een goede voedingsbodem voor de ontwikkeling van schalieolie. Het mooie van schalieolie was dat de doorlooptijd van projecten niet de gebruikelijke 8-12 jaar was, maar slechts 1-3 jaar voordat een olieput in productie kon worden gebracht. Het drukte de productie omhoog, en daarmee de prijs omlaag.

Inmiddels zijn de prijzen weer ruim boven de USD 100/vat als gevolg van schaarste. Deels bespoedigd door de sancties tegen Rusland, deels doordat OPEC(+) niet meer in staat is om de productie verder te verhogen. Internationale oliemaatschappijen investeren sowieso al veel minder in de exploratie van olie onder druk van aandeelhouders en beleidsmakers. Niet voor niets zijn inmiddels 90% van de mondiale oliereserves in handen van Nationale Oliemaatschappijen. Normaal zouden de huidige hoge prijzen opnieuw tot een investeringsfase leiden, zoals we dat zo vaak zagen in het verleden. Deze keer is het anders. We zijn terecht gekomen in de ‘olie-substitutie fase’. Of beter gezegd, we hopen dat we terecht zijn gekomen in de substitutiefase. Een fase waarin het niet meer nodig zou zijn om te investeren in nieuwe oliebronnen, omdat we langzaam maar zeker overgaan naar andere energiebronnen in de industrie, transport en chemische industrie. Feit is echter dat ons consumptiegedrag deze fase nog niet ingegaan is. Een ontwikkeling die de krapte in de markt vergroot.

Hoge prijs leidt tot versnelling energietransitie

Nu wordt vaak gezegd dat de energietransitie wordt versneld op het moment dat er een prijsprikkel is. Nou, één ding is zeker, die prikkel zal de komende tijd sterk toenemen. De ontstane krapte in de markt zie ik niet snel verdwijnen en zal de prijzen voor langere tijd hoog houden. Hoe hoog zal afhangen van hoe snel de vraag naar olie en gas zal afnemen. En ook daar zien we de eerste tekenen. De afgelopen tijd hebben we vanuit nationale en Europese leiders initiatieven gezien om de energietransitie te bevorderen. Lovenswaardige ambities en versnellingen zorgen er inmiddels voor dat versnelling ook echt zichtbaar is! Het gaat echter soms zo snel dat het technisch niet bij te benen is. Een tekort aan materiaal, arbeidskrachten en infrastructuur belemmert soms een verdere versnelling (zie vorige column). Het leidt ook tot het besef dat we voorlopig nog niet zonder fossiele brandstoffen kunnen. Sterker, veel opkomende landen streven een vergelijkbare welvaart na als de onze, en dit gaat gepaard met een stijgende mondiale energievraag, zowel in de vorm van duurzame energie als van fossiele energie.

Ontwrichting van vraag en aanbod

Krapte in de olie- en gasmarkten leiden tot hele hoge prijzen. Europa, en Nederland voorop, roert zich op de mondiale markten om voldoende gas in de vorm van LNG onze kant op te krijgen om de komende winter niet zonder komen te zitten. Wij, als welvarende landen, kunnen ons dit veroorloven. Maar in landen als Pakistan en Sri Lanka staat het water nu al aan de lippen. De economie komt tot stilstand, stroomstoringen zijn meer regel dan uitzondering. Voedsel- en brandstoftekorten houden het toerisme weg en armoede neemt overhand toe. En verdere prijsstijgingen of aanbodtekorten vallen niet uit te sluiten. Het westerse beleid om Rusland van de wereldmarkt te drukken, in combinatie met het onevenredig investeren in de energietransitie (te weinig in duurzame energie en/óf te weinig in fossiele brandstoffen), leiden vooralsnog vooral tot een serieuze ontwrichting van de mondiale vraag en aanbod met hogere prijzen als gevolg.