De week van wederuitvoer, huisvestingskosten, verwachte toenemende faillissementen


In deze weekly gaat het over het stijgende aandeel van wederuitvoer in Nederlandse export, de fors gestegen huizenprijzen die de kosten van huisvesting de komende jaren zullen opvoeren. Ook wordt er ingegaan op het aantal faillissementen, dat ondanks de steun, zal toenemen.
Wederuitvoer steeds groter aandeel Nederlandse export
Het Nederlandse uitvoervolume groeide in augustus met 2,5% jaar-op-jaar (j-o-j). Deze stijging was voornamelijk te danken aan een grotere uitvoer van machines en apparaten, aldus het CBS*. In deze publicatie gaan we verder in op de splitsing tussen wederuitvoer en uitvoer van in Nederland geproduceerde goederen onderliggend aan de export.
Goederenuitvoer wordt opgesplitst in twee subcategorieën: wederuitvoer en uitvoer in Nederland geproduceerd goed. In de laatste categorie kan er in het productieproces ook gebruikt gemaakt worden van grondstoffen of onderdelen afkomstig uit een ander land. Wederuitvoer daarentegen betreft goederen of diensten die Nederland binnenkomen en daarna direct doorstromen naar een ander land. Als handelsland is Nederland vanzelfsprekend zwaar verweven met internationale waardeketens. Met de Rotterdamse haven en de vele mogelijkheden voor transport naar de rest van Europa – via land, over water, of in de lucht – is Nederland ideaal gelegen voor wederuitvoer.
Dat de wederuitvoer een groot deel uitmaakt van de totale uitvoer blijkt uit de volgende waardecijfers: in juli 2002 was 40,9% van de totale uitvoer te danken aan wederuitvoer. Dit aandeel is in de 20 jaar daarna gestegen naar 48,7%. Het verloop hiervan is weergeven in de onderstaande linker grafiek. Alhoewel we kijken naar waardeontwikkeling, die de sterk gestegen afzetprijzen verbloemt, is dit nog steeds indicatief voor een toename in het aandeel van de wederuitvoer.
Als we ‘onder de motorkap’ kijken van deze totale uitvoerontwikkeling, kunnen we een splitsing maken tussen categorieën die sterk afhankelijk zijn van wederuitvoer en categorieën die voornamelijk voortkomen uit in Nederland geproduceerd goed. In de rechtergrafiek is de uitvoer van machines en vervoermaterieel weergeven. Hier is te zien dat wederuitvoer een groot deel uitmaakt, maar dat na verloop van tijd Nederlandse productie een grotere rol is gaan spelen en de stijging in uitvoer drijft. Iets vergelijkbaars is te observeren bij grondstoffen en chemische producten.
Dat er meerdere subsectoren zijn die voornamelijk groeien in uitvoer door een groter aandeel van Nederlandse productie is voordelig voor de Nederlandse economie. In vergelijking met wederuitvoer zorgt productie op Nederlandse bodem voor meer werkgelegenheid.
In een volgende Weekly gaan wij in op de vraag waar in Nederland vervaardigde producten naartoe gaan en in hoeverre deze landen last hebben van economische terugval. Namelijk, hoe groter de terugval bij de afnemers, hoe zwaarder dit de Nederlandse economie zal treffen. (Aggie van Huisseling)
Groeiende bijdrage huisvesting aan inflatie
De oorzaken van de hoge inflatie zijn genoegzaam bekend: aanbodbeperkingen door lockdowns in combinatie met vraagherstel na corona en daar vervolgens een energie- en voedselcrisis bovenop. Op de wat langere termijn dreigt nog een andere, vaak onderbelichte inflatie-opdrijvende factor in beeld te komen: de hogere kosten voor huisvesting. De fors gestegen huizenprijzen kunnen de kosten van huisvesting de komende jaren opvoeren. Het IMF waarschuwt hiervoor in een onlangs verschenen Working Paper. In dat paper schaart het IMF Nederland onder de landen met een verhoogd risico. De recente huizenprijsdalingen en de onlangs door de overheid getroffen maatregelen in het huursegment zullen echter tegenwicht bieden.
De inflatie geeft de prijsontwikkeling weer van de goederen en diensten die door een gemiddeld huishouden voor consumptie worden aangeschaft. De uitgaven aan huisvesting vormen daarbij een belangrijk onderdeel. Bij de berekening van de inflatie in Nederland worden deze uitgaven in vier componenten uitgesplitst: de werkelijke huur (van huurwoningen), de toegerekende huur (de kosten die een woningeigenaar kwijt zou zijn bij huur van een vergelijkbare woning), het onderhoud en reparatie, en de overige kosten. De laatste twee componenten hadden de afgelopen vijf jaar een van tegen 2% in de totale inflatie, terwijl het gewicht van de eerste twee meer dan 21% groot was. Met een gewicht van in totaal 23% staat Nederland tussen de rest van Europa en de Verenigde Staten in, waar huisvesting een gewicht in de inflatie heeft van respectievelijk een tiende en een derde van het totaal. De variatie tussen landen is dus groot. Dit komt onder andere door definitieverschillen. Zo maakt de toegerekende huur bijvoorbeeld geen onderdeel uit van de geharmoniseerde Europese prijsindex.
Losse koppeling
De huisvestingslasten worden grotendeels gedreven door de huizenprijzen. Deze koppeling is echter niet heel stringent. Dit komt onder andere doordat de huren gereguleerd zijn en gebonden zijn aan allerlei contractvoorwaarden. Dat dempt het effect van een huizenprijsschok en zorgt bovendien voor vertraging, zodat het enige tijd duurt voordat een huizenprijsschok zich vertaalt in de inflatie. Een andere oorzaak van de losse koppeling is dat huizenprijsschokken onderling kunnen verschillen. Als deze het gevolg zijn van meer vraag naar woningen, bijvoorbeeld omdat wij extra belang hechten aan onze woning in verband met thuiswerken, dan gaan de huren waarschijnlijk ook omhoog. Maar als prijsschokken komen doordat woningen kopen populairder wordt dan woningen huren, dan kunnen ze juist gepaard gaan met een daling van de huren. Het effect van een huizenprijsschok op de huur en daarmee de inflatie is dus allesbehalve eenduidig.
De wereldwijde stijging van de huizenprijzen van de afgelopen jaren zal de komende tijd waarschijnlijk een opwaartse invloed uitoefenen op de inflatie. De bijdrage zal het hoogst zijn in de landen waar de huizenprijzen het hardst zijn gestegen, zowel ten opzichte van andere landen als afgezet tegen de historisch gemiddelde stijging. Ook komt dan in beeld. Dit betekent dat de opwaartse druk op de huren kan toenemen. Voor de korte termijn doet het hier iets aan door de jaarlijkse huurverhogingen aan banden te leggen. Normaal gesproken is de jaarlijkse huurverhoging gebaseerd op de inflatie plus een opslag. Omdat de inflatie momenteel zo hoog is en verhuurders geen met de inflatie evenredige kostenstijging ondervinden, oordeelt het kabinet dat het gepast is deze koppeling tijdelijk los te laten en deze in te ruilen voor een koppeling aan de gemiddelde loonstijging, die ruim onder de inflatie ligt.
‘Hulp’ uit onverwachte hoek
Op lange termijn krijgt het kabinet ‘hulp’ uit onverwachte en voor sommigen misschien ook minder gewenste hoek. Makelaarsverenging maakten onlangs bekend dat de huizenprijzen in het derde kwartaal met bijna 6% zijn gedaald ten opzichte van het kwartaal ervoor. De ingezette prijscorrectie zal de huren in de verdere toekomst matigen. Daarnaast zal deze ook indirect de inflatie afremmen. Bij een daling van de huizenprijzen voelen mensen zich namelijk minder rijk, waardoor zij zich geremder voelen om geld uit te geven. Daarnaast vormen woningen vaak onderpand bij leningen. Bij een lagere waarde van het onderpand kunnen mensen minder lenen. Ook dat kan de consumptie temperen. (Philip Bokeloh)
Toename van de faillissementen voorzien, ondanks nieuwe steun
Het aantal faillissementen is in september gestegen ten opzichte van een maand eerder concludeerde het CBS vorige week. Het kabinet is ondertussen bezig om nieuwe steunmaatregelen voor energie-intensieve bedrijven uit te rollen. Wij denken dat in tegenstelling tot de pandemie deze steun een stijging van het aantal faillissementen niet kan tegenhouden.
Ondanks stijging, nog erg laag
Onder de 172 failliete bedrijven zaten voornamelijk bouw en handelsbedrijven, waaronder retail en horeca. Dit aantal zorgt voor een kleine toename van het aantal faillissementen ten opzichte van augustus, wat maakt dat het aantal faillissementen nog steeds ver onder ‘normale’ niveaus blijft. In vergelijking met 2019 gingen er in september nog altijd 45% minder bedrijven failliet. Welk cijfer je ook als uitganspunt neemt, het aantal faillissementen in Nederland is ook met de stijging in augustus nog steeds erg laag.
Terwijl de uitdagingen voor het bedrijfsleven zich opstapelen
De faillissementscijfers staan daarom nog in schril contrast met de verschillende vuren waar het bedrijfsleven voor staat: enerzijds lagere vraag, we zien al de eerste signalen van groeivertraging en anderzijds; hogere kosten, of het nu energie, financieringslasten, grondstoffen of lonen zijn. Al duurt het historisch gezien even voordat een conjuncturele afzwakking zich vertaalt in faillissementen.
Ondertussen is het kabinet bezig om bedrijven voor één vorm van tegenwind te ontzien. Kleinere ondernemers vallen onder het reeds aangekondigde prijsplafond en er wordt gewerkt aan een vorm van energiecompensatie voor de meer energie-intensieve ondernemingen. Nieuwe steun dus.
Nieuwe steun met oplopend aantal faillissementen
Tijdens corona luidde dit een sterke afname van het aantal faillissementen in. Het is echter niet de verwachting dat deze ronde van steun een zelfde gevolg heeft. Ten eerste, omdat de economische neergang een andere aard kent. Hoge inflatie en verkrappend monetair beleid raken ook de vraagkant van de economie die tijdens de pandemie – op de lockdowns na – juist sterk overeind bleef. De economische neergang is hierdoor breed gedragen en minder tijdelijk zoals een lockdown dat wel was. Ten tweede omdat de mate van steun anders is, tijdens de pandemie werd bedrijven vanuit verschillende hoeken liquiditeit toegestopt; betalingspauzes van banken, NOW, belastinguitstel en lagere rentes. Nu komt er naar verwachting slechts beperkte steun voor het betalen van energiekosten en zijn de financieringscondities duidelijk aan het verkrappen.
Wij verwachten nog steeds dat het huidige lage niveau van faillissementen onhoudbaar is en dat de faillissementen de komende maanden langzaam richting hun precorona niveaus terug tenderen. (Jan-Paul van de Kerke)