Deze week aandacht voor de stijgende trend van het inflatiecijfer. Dat in augustus het hoogst is sinds januari 1963 in de maandelijkse reeks gepubliceerd door het CBS. Verder aandacht voor de afschaling van productie in de industrie. We kijken naar de directe en indirecte gevolgen voor de Nederlandse economie.
Stijgende trend inflatiecijfer zet ook in augustus door
Het inflatiecijfer van augustus is het hoogst sinds januari 1963 in de maandelijkse reeks gepubliceerd door het CBS. De consumentenprijsindex (CPI) kwam in augustus uit op 12%, zo blijkt uit dinsdagochtend gedeelde data.
De CPI brengt de jaar-op-jaar prijsverandering van een mandje goederen in kaart. De bijdragen van deze verschillende componenten aan het inflatiecijfer is weergeven in onderstaand figuur. Hierin is te zien dat wederom het inflatiecijfer voornamelijk gedreven is door de bijdrage van energie. Deze steeg naar 6,4% in augustus, terwijl dit in juli al uitkwam op 5%. Ondanks dat overheidsbeleid, zoals een verlaging van het btw-tarief op aardgas, elektriciteit en stadsverwarming (lees onze analyse hier) een neerwaarts effect heeft op het inflatiecijfer, is er een sterke onderliggende prijsstijging door nieuwe prijspieken op gas- en elektriciteitsmarkten. Ook de bijdrage van voedingsmiddelen is gestegen naar 1,7%.
Als we inflatie van deze zogenoemd volatiele componenten schonen, komen we bij de kerninflatie: een maatstaf voor de verbreding van inflatie. Ook de kerninflatie is wederom gestegen. Dit illustreert dat de prijsstijgingen in de volatiele componenten doorsijpelen naar de minder responsieve goederen en diensten, zoals de horeca. Vandaar dat we onze inflatieramingen opwaarts hebben bijgesteld naar 8,7% gemiddeld in 2022 en 4% in 2023.
Hoe raakt afschaling van productie door hogere energieprijzen de Nederlandse economie?
Voornamelijk energie-intensieve bedrijven worden, naast consumenten, geraakt door de gestegen energieprijzen. Verschillende productie bedrijven zoals Nyrstar (zink), Aldel (aluminium) en Yara (kunstmest) hebben al aangekondigd dat zij vanwege de gestegen energieprijzen hun productie verminderen of zelfs helemaal stilleggen. Deze ontwikkeling heeft impact op de Nederlandse economie.
Directe en indirecte effecten treffen bbp
Nederlandse producenten die hun productie afschalen door de hogere energieprijzen raken de Nederlandse economische activiteit direct en indirect. Het directe effect is vrij eenvoudig, als bedrijven de stap naar productievermindering zetten, dan verlaagt dat het bruto binnenlands product (bbp). Moeilijker te kwantificeren zijn de indirecte effecten. De output van het ene industriële bedrijf is veelal een input voor het volgende, potentieel minder energie-intensieve bedrijf. Wanneer het bedrijf dat inputs levert afschaalt, zorgt dit voor keteneffecten bij de bedrijven die deze inputs gebruiken in hun proces. Ook deze keteneffecten beïnvloeden het bbp.
Verschil met productieverstoringen tijdens de pandemie
Productiestops kennen we vanuit het recente verleden. Met de in 2020 plotselinge uitbraak van corona, werden fabrieken wereldwijd stilgelegd en havens gesloten. De productiestops van destijds, ijlen nog steeds na in de wereldeconomie in de vorm van supply bottlenecks. Als we de lockdown-gedreven productievermindering vergelijken met de huidige energieprijs-gedreven productievermindering dan is er één groot verschil. Waar de productieverminderingen tijdens de pandemie werden afgedwongen door overheidsrestricties, worden deze nu geïnitieerd door de bedrijven zelf.
Indirect effect afhankelijk van reden productiestop
De huidige productievermindering komt dus doordat de producenten van mening zijn dat ze de hogere energiekosten niet door kunnen berekenen aan hun afnemers. Hier zijn een aantal mogelijke redenen voor en iedere reden leidt tot andere indirecte effecten op het bbp.
Ten eerste kunnen Nederlandse producenten niet meer concurreren met andere producenten die hetzelfde product maken. Niet overal zijn de energiekosten namelijk zo fors gestegen als in Europa. Nederlandse producenten verliezen dus aan concurrentievermogen ten opzichte van bedrijven buiten Europa.
Ten tweede kunnen afnemers het product vervangen door een minder energie-intensief substituut. Door de enorm gestegen energiekosten kan het opeens financieel aantrekkelijker zijn het product te vervangen door een minder energie-intensief product.
Als laatste kan het zo zijn dat er geen buitenlandse concurrent of minder energie-intensief substituut is, maar dat de eindgebruiker simpelweg niet bereid of in staat is de hogere prijs voor het product te betalen.
Keteneffecten leiden tot domino-effect
Het besluit om af te schalen is veelal gebaseerd op het feit dat de prijsstijging niet kan worden doorberekend aan de afnemers van de primaire productie output. Onverwachte keteneffecten treden op als de bijproducten van een productieproces, cruciale input blijkt voor een andere keten. Een voorbeeld hiervan is industriële carbondioxide (CO2). Bij de productie van ammoniak en andere chemicaliën wordt industriële CO2 als bijproduct gemaakt. Aangezien de toegenomen energiekosten niet kunnen worden doorberekend aan de afnemers van het primaire product, wordt de productie afgeschaald. Bijgevolg is dus ook minder productie van industriële CO2. De industriële CO2 blijkt een belangrijke input te zijn voor de voedselindustrie. Het wordt gebruikt voor frisdranken en bier, maar ook voor koeling bij transport en bedwelmen van dieren in slachthuizen.
Meer afschaling van productie in aantocht
Kortom, de indirecte impact op de Nederlandse economie hangt af van de reden waarom de productie wordt teruggedraaid: is dit vanwege (buitenlandse) concurrentie, minder energie-intensieve substituten of het opdrogen van de afzetmarkt? Daarnaast spelen er ook keteneffecten naar andere sectoren een rol indien een bijproduct in de ene keten een input is voor een andere keten.
Inmiddels zien we in de NEVI Inkoopmanagersindex een afnemende vraag naar Nederlandse industriële producten en halffabricaten. Uit de index blijkt dat inkopers in de komende drie maanden een daling van het aantal nieuwe orders verwachten. Bovendien verwachten wij dat de energieprijzen tot tenminste eind 2023 hoog blijven. Wij gaan er daarom vanuit dat er de komende tijd meer bedrijven hun productie afschalen. Dit leidt tot zowel directe als indirecte gevolgen voor de Nederlandse economie.