De invloed van de inflatie op de lonen is nog niet zichtbaar. Nederlandse industrie naar iets lager groeitempo volgens NEVI inkoopmanagersindex. De economische effecten van strengere maatregelen zijn beperkt. Waarom populisme slecht is voor de economie, maar niet voor financiële markten.
De invloed van de inflatie op de lonen is nog niet zichtbaar
Het meest besproken percentage van deze week is 5,6. Zoveel procent steeg de inflatie in november, jaar-op-jaar. Een vaak gestelde vervolgvraag is dan: is dat al van invloed op de lonen? Met als achterliggende vraag: ontstaat er een loon-prijsspiraal, waarbij lonen en prijzen om en om versterken?
Onze visie is al enkele maanden dat de hoge inflatie tijdelijk is en dat loon-prijsspiralen geen reëel scenario zijn. De hoge inflatie is tijdelijk omdat de hoge energieprijzen ook weer zullen dalen en problemen met internationale toeleveringsketens weer opgelost zullen worden. Loon-prijsspiralen zijn geen reëel scenario omdat het niveau van cao-loonstijgingen – vrijwel altijd tussen de 1 en 3% - daar de laatste decennia simpelweg te laag voor is.
Vrijwel alle omstandigheden aan het einde van de wederopbouw waarbinnen loon-prijsspiralen ontstonden, zijn nu niet meer aan de orde. Geleide loonpolitiek, prijsbeleid en het plotseling beëindigen daarvan. Werkgevers die alleen instemmen met een loonsverhoging als ze toestemming van de overheid krijgen de prijzen mee te laten stijgen. Werknemers die dan voor die toestemming gaan staken. Hoge vakbondsledentallen. Een landelijke loonexplosie van soms wel 15%.
Maar dat de loon-prijsspiraal iets van de geschiedenisboekjes is, betekent niet dat de inflatie helemaal geen invloed op de lonen kan hebben. Een hoge inflatie leidt tot de wens om meer te verdienen, om de koopkracht op peil te houden. Maar in de cao-lonen van november, vanochtend in CBS Statline gepubliceerd, zien we dat nog niet terug. Net als in augustus, september en oktober stegen de cao-lonen 1,9% jaar-op-jaar.
De AWVN-cijfers kijken iets verder vooruit. Die gaan niet over uitbetaalde, maar over afgesproken cao-lonen. Een nu afgesproken cao geldt bijvoorbeeld voor de komende een of twee jaar. Zo zijn in een periode van aantrekkende lonen de afgesproken cao-loonstijgingen hoger dan de daadwerkelijk uitbetaalde cao-lonen. De gemiddelde loonstijging in november, op twaalfmaandsbasis, was volgens AWVN 2,3%, zelfs iets lager dan in oktober (2,5%).
Maar op twee plekken kan de invloed van de inflatie alsnog zichtbaar worden: nog af te sluiten cao’s en incidentele lonen. Op 31 december verlopen een paar grote cao’s – aan die onderhandelingstafels wordt nu ongetwijfeld gesproken over de inflatiecijfers van oktober en november. En er kan van alles gebeuren buitenom de cao-loonstijging. Reageren mensen op prijsstijgingen door bijvoorbeeld langer op de arbeidsmarkt te blijven? Door de arbeidsmarkt te betreden? Of door meer uren te gaan werken?
In interne inkomensdata zien wij dat alles buitenom het cao-loon – gezamenlijk incidenteel loon genoemd - hoog is, maar niet stijgt. Bovenop de 1,9% cao-loonstijging die het CBS de afgelopen maanden rapporteerde, stijgen de lonen nog zo’n 0,5 tot 0,7 procentpunt. De totaal in Nederland verdiende brutolonen stijgen dus zo’n 2,5% jaar-op-jaar. Mocht de hoge inflatie aanleiding geven voor mensen om meer te gaan werken, dan zou dit incidenteel loon moeten gaan stijgen in december en januari. (Piet Rietman)
Nederlandse industrie naar iets lager groeitempo volgens NEVI inkoopmanagersindex
Zowel de productie als de nieuwe orders namen in een lager tempo toe. Dit komt niet als een verrassing gezien de tragere groei van de productie in Duitsland, een belangrijke afzetmarkt voor de Nederlandse industrie. Bovendien ligt de Nederlandse industriële productie na de snelle groei sinds eind vorig jaar op een recordniveau. Veel ondernemers worstelen met tekorten aan materialen, personeel en machines.
Afgezien van deze tekorten vraagt ook de liquiditeit veel aandacht van ondernemers. Door lockdowns in havens en fabrieken in Azië lopen levertijden nog altijd op. Hoewel vaccins in hoog tempo worden toegediend, verspreiden nieuwe varianten van het coronavirus zich in hoog tempo, waaronder de omikron-variant, die waarschijnlijk zal leiden tot verdere ontregeling van toeleveringsketens. Vanwege de lange levertijden plaatsen inkopers meer orders, om tenminste iets geleverd te krijgen. Dit heeft geleid tot een sterke toename van voorraden van onderdelen en materialen. De lange levertijden hebben ook geleid tot historisch snel stijgende inkoopprijzen. Dit betekent dat ondernemers goed op de kasstroom moeten letten. Sommige bedrijven hebben de voorraden met 30% zien toenemen. De voorraden nemen ook toe doordat van een product dat bijna klaar is een onderdeel ontbreekt, bijvoorbeeld bij machinebouwers. De machine kan dan niet worden uitgeleverd en met dus tijdelijk worden opgeslagen. Als de voorraden verder toenemen, zullen ondernemers zich waarschijnlijk meer richten op nauwkeuriger voorraadbeheer.
Een ander belangrijk onderwerp zijn de afzetprijzen. Ondernemers moeten de afzetprijzen snel verhogen om rode cijfers te voorkomen. Zoals verwacht namen de afzetprijzen in november nog sneller toe, voor de tweede maand op rij in recordtempo. Deze keer rapporteert 55% van de ondernemers een toename van de afzetprijzen. We verwachten nog steeds dat de afzetprijzen verder zullen toenemen doordat ondernemers onderhandelen met hun afnemers. (Albert-Jan Swart)
De economische effecten van strengere maatregelen zijn beperkt
Afgelopen vrijdag heeft het kabinet een verscherping van de restricties aangekondigd. De directe economische effecten die deze verscherping met zich meebrengt zullen waarschijnlijk meevallen. Wat met name roet in het eten kan gooien, zijn de onzekerheden die gepaard gaan met de aangescherpte maatregelen en de nieuwe Omikron-coronavariant.
Ervaring met eerdere lockdowns heeft ons geleerd dat 3 weken onvoldoende is om het aantal coronapatiënten op de IC substantieel te verlagen. Een verlenging van de huidige maatregelen achten wij daarom allesbehalve uitgesloten. Op dit moment weten we ook nog niet hoe succesvol het huidige pakket is en of er strengere maatregelen nodig zijn. Met de Omikron-variant zijn mogelijk aanvullende preventieve maatregelen nodig om verdere verspreiding te voorkomen. Al met al zal het effect daarvan eerder in 2022 dan in 2021 te voelen zijn. Daarmee gaan we 2022 in met grote onzekerheid.
Afgelopen vrijdag heeft het kabinet een verscherping van de restricties aangekondigd. Met name de vervroeging van de algemene sluitingstijd, van 20:00 uur naar 17:00 uur, heeft economische impact. Bovendien is de anderhalvemeterregel en de vaste zitplaats geherintroduceerd, zodat de totale bezoekerscapaciteit van met name de horeca en de culturele sector beperkt wordt. Ook voor sportlocaties geldt dat deze om 17:00 uur dicht moeten.
Gemiddeld geven Nederlanders rond 4% van hun bestedingen uit aan horeca, 2,2% aan sportgerelateerde diensten en 0,8% aan culturele diensten. Maar de uitgaven in deze sectoren zullen niet met 100% dalen. Voor de horeca geldt – met name voor restaurants – dat een deel van de vraag zal verschuiven naar de lunchtijd. Bovendien zullen afhaallocaties juist van profiteren als consumenten ‘s avonds niet meer naar restaurants kunnen. Voor de sportgerelateerde diensten geldt dat een groot gedeelte van de uitgaven (circa 1,4 procentpunt van de 2,2%) naar contributies gaat. Deze maandelijkse, soms jaarlijkse, bestedingen lopen ook met de vervroegde sluiting waarschijnlijk grotendeels door. Voor de culturele sector geldt dat musea en pretparken grotendeels tijdens hun reguliere openingstijden kunnen blijven functioneren. Met name bioscopen en theaters worden geraakt, omdat deze vaker ‘s avonds opereren (circa 0,3 procentpunt van de 0,8%), al kan ook hier een substitutie-effect optreden als consumenten ervoor kiezen overdag te komen.
In vergelijking met de vorige harde lockdown (december 2020), toen alle niet-essentiële winkels en een groot gedeelte van de dienstensector gesloten werden, passen de huidige aangescherpte maatregelen nog in een milde lockdownscenario. Daarom zullen de directe economische effecten die deze verscherping met zich meebrengt, meevallen en zal de economische groei in 2021 waarschijnlijk uitkomen op ongeveer 4%.
Wat met name roet in het eten kan gooien, zijn de onzekerheden die gepaard gaan met de zojuist getroffen maatregelen en de nieuwe Omikron-coronavariant. Ervaring met eerdere lockdowns heeft ons geleerd dat 3 weken onvoldoende is om het aantal coronapatiënten op de IC substantieel te verlagen. Een verlenging van de huidige maatregelen achten wij daarom allesbehalve uitgesloten. Op dit moment weten we ook nog niet hoe succesvol het huidige pakket is en of er strengere maatregelen nodig zijn. Met de Omikron-variant zijn mogelijk aanvullende preventieve maatregelen nodig om verdere verspreiding te voorkomen. Al met al zal het effect daarvan eerder in 2022 dan in 2021 te voelen zijn. Daarmee gaan we 2022 in met grote onzekerheid. (Nora Neuteboom)
Waarom populisme slecht is voor de economie, maar niet voor financiële markten
Met de opkomst van het populisme vanaf de jaren negentig is de nadruk in de politiek steeds meer verschoven van de ratio naar de emotie. In het debat staat niet langer logos voorop, maar pathos. Mogelijk zorgt dit voor meer mediavermaak. Of het ook tot betere besluiten leidt en de opmaat vormt naar een beter beleid, dat is echter de vraag. Er is al veel geschreven over de oorzaken van het populisme. Regelmatig wordt gewezen op het verval van oude hiërarchische structuren, de grotere culturele en etnische diversiteit van de maatschappij en de toegenomen inkomens- en vermogensongelijkheid. Minder aandacht is er voor de gevolgen ervan. Wat is bijvoorbeeld de invloed van populisme op de economie? Het economisch track record van populisten is slecht. Volgens econoom Dani Rodrik is politieke stabiliteit een van de belangrijkste fundamenten van economische ontwikkeling, maar populisten ondergraven deze juist door groepen buiten te sluiten en door de legitimiteit van maatschappelijke instituties, zoals de rechtspraak, in twijfel te trekken. De economische prestaties van populisten zijn behalve op papier ook in de praktijk zwak. Wat te denken van Silvio Berlusconi? Hoewel hij jaren aan het roer stond is het hem nooit gelukt om de Italiaanse economie in een hogere versnelling te krijgen. En als het populisten wel lukt de economische groei aan te zwengelen, blijkt dit vaak niet duurzaam. Een goed voorbeeld hiervan is Turkije, het land noteert weliswaar economische groei maar de inflatie komt de laatste maanden uit rond de 20%.
Populisme zorgt op langere termijn dus vooral voor economische schade. Of het nu van de linker- of van de rechterkant van het politieke spectrum komt, dat maakt weinig verschil. Op basis hiervan zou het voor financiële markten niet mogen uitmaken of de dreiging van ‘links’ of van ‘rechts’ komt. Beide drukken immers het langetermijngroeipotentieel omlaag. In de praktijk maken financiële markten echter toch onderscheid. Onderzoek naar de handel in opties wijst uit dat financiële markten het risico van koersschommelingen of van een economische crash veel hoger aanslaan bij ‘links’ dan bij ‘rechts’ populisme. De verklaring voor dit onderscheid staat nog niet vast.
Een mogelijke oorzaak is dat rechts populisten de belangen van bestaande bedrijven beschermen. Zo ontketende Trump een handelsoorlog met China en voerde hij belastingverlagingen door voor bedrijven. Daarmee stelde hij Amerikaanse bedrijven in staat hogere winsten af te romen. Voor de korte termijn was dat fijn voor die bedrijven en daarmee voor hun beurskoers. Voor Amerikaanse consumenten en voor de ontwikkeling van de Amerikaanse economie op langere termijn was het echter funest. Het beleid leidde tot hogere prijzen voor consumenten en verstoorde de bedrijfsdynamiek: uitdagers kregen minder kans de positie van bestaande bedrijven te betwisten. Trumps beleid stond vernieuwing dus in de weg. Daarnaast vergrootte het de ongelijkheid in de inkomens- en de vermogensvorming.
En hoe zit het dan in Nederland? De samenstelling van het parlement is sterk veranderd. Het aandeel van de traditionele middenpartijen is geslonken en er zijn veel nieuwe partijen bij gekomen. Op zichzelf is dat een verrijking. Alle politieke stromingen kunnen deelnemen aan het politieke debat en met de komst van Partij van de Dieren weegt zelfs de stem van dieren mee. Nadeel is wel dat veel van de nieuwe partijen zich aan de flanken van het politieke spectrum positioneren, tot aan de uitersten toe. Dit kan de mogelijkheden om een regering te vormen beperken, zoals te merken is aan de tergend trage formatie. Het kan tot ondoordachte, ad hoc wetsvoorstellen met dramatische gevolgen leiden, zoals bij de Toeslagenaffaire. Of tot een steeds verdere verruwing van het debat. Waardigheid is vaak ver te zoeken, zeker bij radicaal en extreem rechts.
De AEX-index mag hiervan vooralsnog weinig last ondervinden, maar of de samenleving er materieel en immaterieel op vooruit gaat, dat valt ernstig te betwijfelen. (Philip Bokeloh)