Gasverbruik in industrie daalt verder, maar energie-efficiency neemt toe
In het totale energieverbruik van Nederland heeft de industrie met 36% een groot aandeel, waarbij met name veel aardolie en aardgas wordt verbruikt.Terwijl het totale gasverbruik in de industrie in 2021 nog een lichte krimp van 2% liet zien, is het gasverbruik in 2022 inmiddels al met 28% afgenomen. Er moet een stroomversnelling plaatsvinden in de elektrificatie van industriële processen, niet alleen vanuit kostenoverwegingen, maar ook vanuit het perspectief van duurzaamheid. De transitie in de elektriciteitsproductie is ingezet; daar is het aandeel hernieuwbare elektriciteit in het totaal gemiddeld zo’n 35% (t/m augustus 2022); tegen 2030 moet dit aandeel 70% zijn.
Bij veel industriële processen wordt momenteel de aandacht gevestigd op het bereiken van meer energie-efficiëntie, vooral vanwege de relatief hoge energieprijzen. Daarnaast is de energievoorziening voor deze industriële processen nog steeds te sterk afhankelijk van de verbranding van fossiele brandstoffen. In de afgelopen jaren is er een verschuiving waar te nemen in de richting van meer elektrificatie van industriële processen. Dit is positief, want bij de productie van elektriciteit wordt meer-en-meer gebruik gemaakt van hernieuwbare bronnen. Daarmee wordt een versnelling van de transitie naar meer elektrificatie vanuit zowel economisch als ecologisch oogpunt noodzakelijker.
Energie naar sectoren
Het heeft nut om het energieverbruik per sector te kijken. Want de sectoren gebruiken verschillende processen en technieken om hun doelen te bereiken. Daarbij stellen zij dus verschillende eisen aan de primaire brandstoffen en de energiestromen.In het totale energieverbruik van Nederland heeft de industrie met 36% een significant aandeel. Ook heeft de industrie een groot aandeel in zowel het totale aardolie- als aardgasverbruik van Nederland, met een respectievelijk aandeel van 50% en 28%. De industrie wordt op de voet gevolgd door de energiesector. Het binnenlands vervoer heeft met name een groot belang in de afname van aardolieproducten, zoals diesel en benzine.
In het totale aardgasverbruik hebben drie sectoren een vergelijkbaar belang. Zowel de industrie, de energiesector als de woningen verbruiken circa een kwart van het totaal. In het totale energieverbruik van de industrie hebben aardolie en aardgas gezamenlijk een aandeel van zo’n 85% (resp. een aandeel van 52% voor olie en 32% voor gas). Elektriciteit heeft in de industrie een aandeel van nog slechts 9% in het totale energieverbruik. Dit aandeel gaat de komende jaren groter worden.
Energie efficiency in de industrie
Ten opzichte van 2010 – na de financiële crisis van 2008-2009 – is het totale energieverbruik in de industrie met 9% afgenomen, terwijl de industriële productie in dezelfde periode met 18% toenam. Daarmee is de energie-efficiency toegenomen in de sector. Maar ook vanuit economische overwegingen – door de sterk gestegen energieprijzen – is het energieverbruik in de industrie afgenomen. In de afgelopen twee jaar (2021 en 2022) is het onderwerp prominenter op de bestuursagenda gekomen door de urgentie van de klimaatcrisis en de intensivering van de energiecrisis.
Om de trend in het gasverbruik te kunnen duiden, vergelijken we de huidige trends in industriële subsectoren met ‘normaaljaar’ 2019 (zie onderstaande linker figuur). Dit was het jaar net vóór de Covid-19 pandemie en de disruptie in 2021 en 2022.
Hoe ‘normaal’ zag 2019 eruit? De Nederlandse economie groeide in 2019 met 1,8%. Het was een minder sterke groei dan in 2018. De groei in 2019 was vooral toe te schrijven aan de investeringen in vaste activa, de export van diensten en de consumptie door huishoudens. Ook de toegevoegde waarde van de Nederlandse industrie groeide door. De groei in de industrie was echter met 0,8 procent een stuk minder dan de groei in 2018 (4,7%). Verder liet de industriële bezettingsgraad in dit jaar weinig variatie zien ten opzicht van voorgaande jaren. Daarnaast was het vertrouwen in de industrie weliswaar minder dan in 2018, maar lag het nog steeds boven het langjarig gemiddelde. De totale uitvoer van goederen groeide in 2019 met 2% minder hard dan in 2018 (3,2%). Onder dit macro-economisch gesternte steeg het aantal vacatures per saldo fors en liep de spanning op de arbeidsmarkt in 2019 verder op.
Op het moment dat Nederland van de grootste schok door het coronajaar 2020 is bekomen, herstelt de industriële productie, de bezettingsgraad en de productiviteit krachtig. Na het eerste kwartaal van 2021 zwakt echter het tempo in de groei gestaag af, mede ook als gevolg van de scherp oplopende grondstofprijzen, waaronder gas. Terwijl de industriële productie nog steeds groei laat zien, staan zowel de productiviteit als de bezettingsgraad op een lager niveau dan een jaar geleden. Daarmee zal de groei van de industriële productie in de komende maanden eveneens zich richting de contractiefase begeven. In 2022 neemt overigens ook de krimp in het gasverbruik scherp af, als direct gevolg van de energiecrisis die zijn aanvang vindt in februari van 2022 met de inval van Rusland in Oekraïne. Tot en met week 46 van dit jaar ligt het gasverbruik gemiddeld maar liefst 28% lager. In week 40 wordt het dieptepunt in de krimp van het industriële gasverbruik bereikt en neemt het tempo van de krimp daarna significant scherper af. Per saldo neemt het gasverbruik in 2022 op jaarbasis af in alle subsectoren van de industrie.
Ondanks de nog aanhoudende jaar-op-jaar krimp, neemt het verschil met het totale gasverbruik ten opzichte van ‘normaaljaar’ 2019 verder af. Dit is met name zichtbaar in de chemische industrie, de aardolie- en voedingsmiddelenindustrie. In deze sectoren is het verschil in het gasverbruik in het najaar van 2022 ten opzichte van ‘normaaljaar’ 2019 relatief klein. In de papier-, bouwmaterialen- en basismetaalindustrie blijft de afname in 2022 echter groot ten opzichte van ‘normaaljaar’ 2019. Per saldo neemt het verschil in vergelijking met 2019 voor de hele industrie ook sneller af. Dit is vooral gerelateerd aan de scherpe daling van de gasprijs sinds eind augustus 2022 (week 34) met 56%, waarmee het totale gasverbruik in de industrie op weekbasis ook weer is gaan toenemen. Het is een indicatie dat de hele industrie in grote mate nog afhankelijk is van aardgas en dat voor de overgang naar een grotendeels gasloos industrieel productieproces in een aantal subsectoren van de industrie nog veel werk moet worden verzet.
Voor de bedrijfscontinuïteit wordt in dit stadium echter door sommige bedrijven ook gebruik gemaakt van de niet-duurzame alternatieven. Bij de industriële processen waar vaak hoge temperaturen nodig zijn (van meer dan 500oC), wordt veelal uitgeweken naar alternatieve fossiele brandstoffen, zoals steenkool. Dit gebeurt op kleinere schaal soms ook bij die industriële processen met een relatief lage temperatuur (minder dan 500oC). Maar hier zijn soms ook alternatieven beschikbaar of mogelijk, zoals hernieuwbare bronnen of warmtepompen.
Elektrificatie in de industrie
Er moet een stroomversnelling plaatsvinden in de elektrificatie van industriële processen. Niet alleen vanuit kostenoverwegingen, maar ook vanuit het perspectief van duurzaamheid. Zo hebben bedrijven in toenemende mate te maken met politiek, consumenten, eindgebruikers, NGO’s en (regionale) overheden die druk op de bedrijven uitoefenen om energiezuiniger en dus ook koolstofarmer te worden. Door deze druk kijken bedrijven ook intensiever naar hun leveranciers en hun milieu- en duurzaamheidsinitiatieven. In dit verband is de elektriciteitssector – als leverancier van energie voor de sector – in een rap tempo koolstofarmer geworden. Deze transitie komt met name doordat de kosten van hernieuwbare energie relatief laag zijn en elektriciteitsproductie met fossiele brandstoffen duurder is geworden.
Door de jaren heen is de productie van elektriciteit aan de hand van met name wind- en zonnekracht sterker toegenomen. De investeringen in projecten zoals zonne- en windparken hebben een vlucht genomen. Bovendien is het aantal zonnepanelen bij particulieren en ook bij publiek & private instellingen gestaag gegroeid. Het heeft ertoe geleid dat het aandeel van hernieuwbare bronnen in de elektriciteitsproductie verder is toegenomen, ten koste van de conventionele fossiele brandstoffen.
Een toename van het aandeel hernieuwbaar in de elektriciteitsproductie is zichtbaar vanaf 2020. Het aandeel gaat ook in de komende jaren verder toenemen. Zo is in het Klimaatakkoord afgesproken dat in 2030 het aandeel hernieuwbare elektriciteit in de totale elektriciteitsproductie 70% moet zijn. Althans, dat is het streven. In 2022 (dat is tot en met augustus) is het aandeel hernieuwbare elektriciteit gemiddeld zo’n 35%.
Elektrificatie bij industriële bedrijven moet zich doorzetten, want het heeft verschillende voordelen. Niet alleen is elektrisch aangedreven apparatuur iets energiezuiniger, maar ook zijn de onderhoudskosten lager. En daarbij daalt de uitstoot van broeikasgassen, op het moment dat de gebruikte elektriciteit eveneens koolstofarm is. De heterogeniteit van de industriesector – door het grote verschil in productieprocessen en de grote verscheidenheid in energieconsumptie – verhoogt echter de complexiteit naar volledige elektrificatie. Een 100% geëlektrificeerde industrie is niet realistisch. Niet alleen omdat bepaalde industrieën niet volledig geëlektrificeerd kunnen worden en sommige zware industrieën andere oplossingen moeten vinden, zoals groene waterstof. Daarnaast zou een volledig geëlektrificeerde industrie ook een te grote druk leggen op de bestaande netcapaciteit. Hoe dan ook blijft een goede aansluiting op het elektriciteitsnetwerk met voldoende capaciteit een belangrijke randvoorwaarde om verdere elektrificatie in de industrie een stimulans en ook een kans te geven. Hierin heeft de overheid een belangrijke dirigerende rol. Zij kan middels voorlichting, kennisdeling, beleid, subsidies en gerichte investeringen de transitie naar meer elektrificatie van de samenleving de nodige impuls geven.