Publication

SustainaWeekly - Energie-intensiteit in veel sectoren scherp gedaald

DuurzaamheidKlimaateconomieKlimaatbeleidEnergietransitieSocial impact

Het energetisch aardgasverbruik is in periode 1990-2021 met 24% afgenomen, terwijl de inzet van niet-fossiele energiedragers sterk is gestegen. De groei in hernieuwbare energie springt in het oog, met een toename van 233% in 30 jaar. Maar ondanks deze scherpe groei is de totale hoeveelheid energie in PJ beperkt. In bijna alle sectoren die veel energie verbruiken is de intensiteit sinds 1995 flink afgenomen, behalve in de delfstoffenwinning.

Het verschil tussen het finaal energetische verbruik in 1990 en in 2021 wat betreft hoeveelheden (in PJ) is marginaal. Het verschil is slecht -0,2%. Op het eerste oog lijkt uit onderstaande linker figuur dat er in de onderliggende energiedragers maar weinig variatie zit in hoeveelheden PJ door de jaren heen. Dit is voor aardoliegrondstoffen en producten zeker het geval. Ook daar is het verschil in hoeveelheden PJ tussen 1990 en 2021 marginaal te noemen. Maar bij andere energiedragers is er een groter procentueel verschil te zien. Per saldo komt het er vooral op neer dat aardgas zowel in 1990 als in 2021 de belangrijkste energiedrager is, maar dat deze energiedrager door de jaren heen flink aan terrein heeft verloren vooral ten faveure van elektriciteit.

Het energetisch aardgasverbruik is in periode 1990-2021 met 24% afgenomen. Daar tegenover staat dat de inzet van elektriciteit en warmte tussen 1990 en 2021 met respectievelijk 49% en 35% is toegenomen, terwijl de inzet van hernieuwbare energie met maar liefst 233% steeg. Uiteindelijk moet de capaciteit aan hernieuwbare energie zijn exponentiele groei vasthouden de komende jaren om de energiemix verder te verduurzamen. De variatie in het verbruik van al deze energiedragers wordt beïnvloed door een spel van economische trends en ontwikkelingen, structurele veranderingen in de verschillende eindgebruikende sectoren – met name de industrie – maar ook verbeteringen in de efficiëntie van het eindgebruik geven de trend in het totale verbruik haar richting.

Finaal energetisch verbruik naar sector

Aardgas en aardoliegrondstoffen & producten hebben over de afgelopen 30 jaar een stevige rol geclaimd in de Nederlandse energiemix en het totale energetische verbruik, met een gezamenlijk aandeel dat varieert tussen de 65% en 75%. Hierbij heeft aardgas een hoger aandeel dan olie in de energiemix. In 2021 was deze verhouding 35% (gas) om 30% (olie). In het totale aardgasverbruik hebben woningen een aandeel van bijna 50%. Deze verhouding is in de afgelopen 30 jaar weinig veranderd. De hoeveelheid aardgas voor energetische doeleinden is sinds 1990 met 24% gedaald. Bijna alle grote eindgebruikende sectoren hebben aan deze daling bijgedragen. Met name de landbouw met een afname van het aardgasverbruik van 74% tussen 1990 en 2021. Deels komt dit door de sterke groei van hernieuwbare energie in de sector. Maar ook met de introductie van warmtekrachtkoppeling (WKK) is de opwek van elektriciteit en warmte aan de kas veel efficiënter geworden, aangezien voor deze techniek veel minder aardgas noodzakelijk is dan via de daarvoor gangbare route via elektriciteitscentrales en warmteboilers. De enige sector waar het aardgasverbruik toenam (met 8% sinds 1990) is de voedings- & genotmiddelenindustrie.

Het energetisch olieverbruik is in de afgelopen 30 jaar vrijwel stabiel gebleven, terwijl het niet-energetisch olieverbruik in dezelfde periode met 34% is toegenomen. Aan de groei van het niet-energetisch verbruik is vooral de chemische sector debet, aangezien deze sector veel aardoliegrondstoffen en producten verwerkt in haar eindproducten. Het wegvervoer neemt jaarlijks circa tweederde van het totale energetische olieverbruik voor haar rekening, op afstand gevolgd door de chemische sector met circa 20% aandeel in 2021.

Het totale elektriciteitsverbruik is sinds 1990 inmiddels met 49% gestegen en de verwachting is dat dit verbruik in de komende jaren verder gaat doorgroeien. De doorzettende elektrificatie van de maatschappij ligt hieraan met name ten grondslag. Elektrificatie is de manier om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen, mits die elektriciteit op schone wijze wordt geproduceerd. Het grootste groeipotentieel – maar ook de grootste uitdagingen – voor elektrificatie ligt in de vervoersector en de industrie. Van het totale elektriciteitsverbruik komt momenteel éénderde terecht bij de (niet-) commerciële dienstverlening (waaronder de water-, afval- en reparatiesector), gevolgd door de industrie (met 32% aandeel) en woningen met een aandeel van 20%. De grootste afnemers van elektriciteit in de industrie zijn de chemische industrie, de metaalproductenindustrie (samen met de machine-industrie) en de voedings- en genotmiddelenindustrie.

De groei in hernieuwbare energie springt in het oog, met een toename van 233% in 30 jaar. Maar ondanks deze scherpe groei is de totale hoeveelheid energie in PJ beperkt. Het aandeel in de energetische mix is nog slechts 3% in 2021. Woningen, landbouw en de (niet-)commerciële dienstensector hebben het grootste aandeel in het totale verbruik. In 2022 is de opwek van hernieuwbare energie scherp gestegen op jaarbasis. Daarmee is de stroomproductie een stuk duurzamer geworden. De bijdrage van zonne-energie was hier de grootste. Door de toenemende elektrificatie in de industrie, in het vervoer en in huishoudens en gebouwen (koken, verwarmen) zal het aandeel elektriciteit in de energiemix verder stijgen.

Energie-intensiteit

Aan de hand van de energie-intensiteit in sectoren ontstaat een beeld over de (in)efficiency. Dit kan gemeten worden door de hoeveelheid energie af te zetten tegen eenheden output, activiteit of toegevoegde waarde. Een afname van de energie-intensiteit betekent dat minder energie gebruikt wordt om een product of dienst te produceren. Dan is de efficiency in theorie gestegen. Bij een toename van de ratio is het omgekeerde het geval.

Op macro-niveau – dus het totale finale energieverbruik naar het totale bruto binnenlands product (BBP), in onderstaande linker figuur aangegeven met ‘TOTAAL’ – is het echter lastiger om een goede duiding te geven aan de energie-intensiteit. Dit komt doordat de trends en ontwikkelingen in de onderliggende sectoren grote variëteit vertonen. Het gaat immers om een optelsom van onder andere de productie van goederen, het vervoer van goederen en personen, dienstverlening in velerlei vormen en bouwactiviteit. De onderliggende sectortrends geven meer inzicht in dit verband.

De top drie van meest intensieve sectoren in 2021 wordt gevormd door de chemische & farmaceutische industrie, de landbouw- en de vervoersector. Deze drie sectoren steken wat betreft energie-intensiteit met kop en schouders uit boven de andere subsectoren. In bijna alle sectoren die veel energie verbruiken is de intensiteit sinds 1995 afgenomen, behalve in de delfstoffenwinning. In de metaal- en de bouwsector is de afname het sterkst geweest in de afgelopen 25 jaar (met 70%-75%), op enige afstand gevolgd door de diensten- en de transportsector (beide met circa 63%). In de landbouwsector is de afname relatief gezien met 33% het minste afgenomen.

In veel niet-industriële sectoren is de afname van het verbruik van fossiele energiedragers (steenkool, olie en gas) veel groter dan in de industriële sectoren. Alleen in het wegvervoer en in de scheepvaart ligt het volume van fossiele energiedragers in 2021 op vrijwel het zelfde niveau als in 1995.

De woningsector laat een scherpe daling zien in de gasintensiteit en een toename in de hernieuwbare energie-intensiteit. Het verbruik van elektriciteit (uit niet-hernieuwbare bronnen) door woningeigenaren is na 2014 afgenomen door de sterke opkomst van de generatie van stroom uit hernieuwbare bronnen (met name door zonnepanelen).

Bij toenemende elektrificatie van woningen, zal de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen (gas) afnemen. De technieken om woningen verder te elektrificeren zijn breed beschikbaar en ook goed inzetbaar zijn. Desondanks blijft het een grote opgave om de woningvoorraad te decarboniseren. Want per saldo blijft het lastig om bewoners en gebruikers van woningen te overtuigen om de klimaatneutrale transitie te maken. Daarnaast zal de implementatie van alle klimaatneutrale mogelijkheden voor woningen niet eenvoudig zijn door het aanhoudende tekort aan vakkundige professionals. Vast staat in ieder geval dat in de energiemix voor de woningen van de toekomst er voor aardgas geen ruimte meer is.

Dit artikel maakt deel uit van de SustainaWeekly van 16 januari 2023