Schuldenproblematiek duikt weer op
De afgelopen jaren namen armoede- en schuldenproblematiek af. Maar de financiële weerbaarheid van veel huishoudens is laag. Schuldenproblematiek duikt nu weer op. Schulden zullen de komende maanden fors toenemen.
Dit is de eerste editie van een nieuwe publicatie over armoede, schulden en social impact. Elk kwartaal bieden wij nieuwe inzichten in sociale vraagstukken die samenhangen met de economie. In een periode waarin twee crises– de coronacrisis en koopkrachtdaling door inflatie –kort op elkaar volgen, is het te verwachten dat armoede en schuldenproblematiek toenemen. Zoals wij in lieten zien, heeft in het begin van de coronacrisis 16,3% van de huishoudens een inkomensterugval van gemiddeld 40% gehad. De kans op inkomensterugval was het grootst bij degenen met een laag inkomen, terwijl deze groep juist minder spaargeld had opgebouwd als buffer tegen deze inkomensschok. Nadat de coronabeperkingen werden versoepeld en onze samenleving weer openging, is de inflatie hard toegenomen. Daarbovenop kwam de oorlog met Rusland, die de energie- en voedselprijzen fors doet stijgen. De huidige inflatie van 8% in combinatie met 2,8% cao-loongroei betekent dat de koopkracht in 2022 zo’n 5% daalt. Hierbij worden opnieuw de lage inkomens het hardst geraakt, omdat de energierekening en de boodschappen een groter aandeel hebben in hun huishouduitgaven. Tegen deze achtergrond willen wij monitoren hoe Nederlandse huishoudens, met name die aan de onderkant van de inkomensverdeling, er financieel voor staan en welke invloed (beleids)maatregelen hebben op hun financiële weerbaarheid.
Een gebrek aan financiële weerbaarheid van huishoudens treft de macro-economie direct via een lagere consumptie, maar ook indirect via allerlei maatschappelijke gevolgen, zoals bijvoorbeeld de fysieke en geestelijke gezondheid van mensen, de onvrede en polarisatie in de samenleving en het vertrouwen in instituties en economie. In deze eerste monitor analyseren we de stand en de ontwikkeling van huishoudschulden.
De afgelopen jaren namen armoede en schuldenproblematiek af
De jaren voorafgaand aan de coronacrisis (2018, 2019 en het begin van 2020) nam de krapte op de arbeidsmarkt toe. Dit stuwde de loongroei omhoog. De cao-loongroei bedroeg in deze jaren respectievelijk 2,0%, 2,5% en 2,9%. De statische koopkracht steeg met 0,0%, 1,0% en 2,5%. Mede dankzij de stapsgewijze verlaging van de laagste schijf van de inkomstenbelasting werden grote groepen werknemers, gepensioneerden en uitkeringsgerechtigden gecompenseerd voor inflatie. De arbeidsinkomensquote, oftewel het aandeel van het arbeidsinkomen in de totale toegevoegde waarde, steeg licht in deze jaren.
In een paar jaar van gemiddelde koopkrachtstijging daalt doorgaans de armoede. En inderdaad nam het aantal mensen onder de door het CBS gehanteerde lage-inkomensgrens in de periode voor corona af, van 1 miljoen personen in 2018 tot 904.000 in 2020. Ook het aantal huishoudens met problematische schulden en in de schuldsanering daalde. Problematische schulden zijn schulden die dermate ernstig zijn dat er meer problemen door ontstaan, zoals nieuwe schulden of het niet meer kunnen aflossen van al bestaande andere schulden. Verder daalde het aantal huishoudens in de bijstand, het laagst mogelijke inkomen in Nederland en daarmee meestal het voorportaal voor schulden. Kijken we naar de wettelijke schuldsanering (Wsnp), waarin mensen terechtkomen als het niet gelukt is om via vroegsignalering of minnelijke trajecten tot een oplossing te komen, dan zagen we ook daar een afname. Het aantal bijstandsgerechtigden daalde voor en na de coronacrisis en ook bij de Wsnp is een verdere afname te verwachten in 2022.
In de transactiedata van ABN Amro-klanten zien we eveneens dalende trends. Bijvoorbeeld bij het aantal betalingen aan incassobureaus. Problematische schulden worden daar vaak afgelost. En als de betalingen aan incassobureaus afnemen, nemen later ook vaak de betalingen aan deurwaarders af. In onze transactiedata zien we sinds begin 2020 inderdaad een afname van zo’n 20%. Dit komt doordat veel huishoudens in de coronacrisis tijdens de lockdowns minder geld uitgaven, konden sparen en sommige huishoudens hun schulden konden aflossen.
De financiële weerbaarheid van veel huishoudens is laag
Toch is tijdens de coronacrisis van 2020 en 2021 de weerbaarheid van veel huishoudens gedaald. Het aantal huishoudens met een zware inkomensterugval nam in de coronacrisis toe met . De groep met de laagste en meest onzekere inkomens had het grootste risico op een inkomensterugval. De verminderde gelegenheid om te consumeren tijdens de lockdowns bleek daarbij een geluk bij een ongeluk. Zo bouwden sommige huishoudens ‘coronaspaargeld’ op en konden andere huishoudens schulden aflossen. Na de lockdowns viel deze ‘opgelegde’ uitgavenbeperking echter weg.
Nadat de coronacrisis al voor meer zware inkomensterugvallen gezorgd had, kwam de koopkrachtdaling van eind 2021 en 2022 daar nog bij. De consumentenprijzen stegen in 2021 met 2,7%. We verwachten dat de stijging dit jaar 8,0% bedraagt en volgend jaar 3,8%. Pas vanaf 2024 zal de inflatie weer rond de gebruikelijke 2% liggen. Hier staat een cao-loongroei tegenover van 2,2% vorig jaar en rond de 3% dit jaar en de volgende jaren. Hier komen incidenteel loon en eventuele koopkrachtreparaties bij. Al met al bleef de koopkracht vorig jaar ongeveer gelijk. Dit jaar daalt deze met zo’n 5% en volgend jaar zal deze weer ongeveer gelijk blijven. We verwachten pas koopkrachtherstel in 2024 en de jaren daarna.
Maar om drie redenen zeggen koopkrachtramingen niet zoveel. Ten eerste is het koopkrachtcijfer statisch: er wordt vanuit gegaan dat mensen geen veranderingen doormaken zoals ontslag of promotie. Ten tweede is het een gemiddelde en kunnen specifieke groepen een sterk afwijkende koopkrachtontwikkeling hebben. Ten derde is onze inflatieverwachting in hoge mate afhankelijk van de levering van Russische gas, die op het moment erg onzeker is.
Het is inzichtelijker om voor specifieke groepen te bekijken hoe zij tot nu toe (2021 en de eerste helft van 2022) met de hogere inflatie zijn omgegaan en wat dit zegt over hun huidige financiële weerbaarheid. Zo kunnen we de situatie van de allerlaagste inkomensgroep, bijstandsgerechtigden, uitrekenen. Hun uitkering, die steeds in januari en juli wordt aangepast, is gecorrigeerd voor inflatie in juli 2022 ruim 8% lager dan een jaar geleden. Dit is vergelijkbaar met zo’n 65 euro per maand minder kunnen uitgeven. Omdat bijstandsgerechtigden volgens het Nibud nauwelijks minder kunnen uitgeven aan voeding zonder volgens berekeningen van het Voedingscentrum, ongezond te gaan leven, gaan we ervan uit dat bijstandsgerechtigden het afgelopen jaar hebben bezuinigd op de huur en de zorgverzekering. Kiest een bijstandsgerechtigde voor het laten ontstaan van een problematische schuld bij de zorgverzekering – volgens de enquêtes van het Nibud de meest gemaakte keuze – dan leidt dit koopkrachtverlies tot gemiddeld 7 maanden betalingsachterstand.
Behalve een laag inkomen leidt ook een gebrek aan wendbaarheid tot financieel verzwakte huishoudens. Uit de van het CPB blijkt dat 87% van de huishoudens die voorafgaand aan de hoge inflatie al betalingsproblemen had, een inkomen tot 120% van het sociaal minimum heeft. Van de groep die hier door de hoge inflatie bij komt, zit 85% onder die grens.
Het gebrek aan wendbaarheid zit in een aantal factoren. Van degenen met betalingsproblemen is 61% gepensioneerd of uitkeringsgerechtigd, wat de mogelijkheden beperkt om de inkomsten te vergroten, 69% is huurder, wat het vaak moeilijker maakt om te investeren in energiebesparing, 61% is alleenstaand, waardoor er geen (hoger) inkomen van een partner is voor noodgevallen, en 63% heeft een auto en is daardoor kwetsbaar voor de hoge benzineprijzen.
Schuldenproblematiek duikt nu weer op
Cijfers over armoede geven inzicht in waar en wanneer er schulden ontstaan. Bij een koopkrachtdaling is dan vooral de duur van de armoede relevant. Hoe langer arm, hoe minder mogelijkheden om de stijgende consumentenprijzen op te vangen op een andere manier dan door schulden aan te gaan. In een eerste jaar na een inkomensterugval kan er nog wat spaargeld zijn, een sociaal netwerk dat wil helpen, of bezuinigingsmogelijkheden. In latere jaren is het aangaan van schulden vaak de enige optie.
Tegenover de eerdergenoemde daling van het aantal mensen onder de lage-inkomensgrens staan twee zorgelijke ontwikkelingen. Ten eerste was in 2020 voor het eerst in jaren een stijging te zien bij de drie iets hogere armoedegrenzen (het sociaal minimum en 110 en 120% van dit minimum). Waarschijnlijk gaat dit om mensen die bij het begin van de coronacrisis tussen wal en schip vielen, zoals uitzendkrachten zonder WW-rechten en ZZP’ers. Dit zijn dus mensen die nog maar kort onder deze inkomensgrenzen zitten en dus niet in alle gevallen meteen schulden aangaan.
Ten tweede stijgt het aantal mensen dat langer dan vier jaar onder deze drie armoedegrenzen zit. Deze absolute aantallen stijgen al sinds het begin van deze CBS-reeks in 2014. Omdat er afgezet tegen de bevolkingsgroei geen stijgende trend is, lijkt er geen groeiend probleem te zijn. Maar hoe groter deze groep, hoe groter absolute toename van schuldenproblematiek.
En terwijl het aantal huishoudens met problematische schulden bij andere schuldeisers afneemt, groeien de problematische schulden bij de Belastingdienst. Dit komt waarschijnlijk doordat de Belastingdienst eind 2020 stopte met het innen van aan toeslagen gerelateerde schulden en vanaf begin 2021 met overige aanslagen. Deze toeslagen en aanslagen werden daardoor minder vaak afgelost. Tegelijkertijd kwamen er nog steeds nieuwe aanslagen en terug te betalen toeslagen bij.
Ook bij de dalende trend bij de schuldsaneringen (Wsnp) hoort een kanttekening. In 2012 is de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) aangenomen, die het voorkomen van schulden een taak van de gemeente maakte. Sindsdien hebben rechters steeds minder vaak mensen toegelaten tot de Wsnp. Dit kan betekenen dat gemeenten weten te voorkomen dat de schuldenproblematiek verergert. Gevolg hiervan is wel dat de schuldenproblematiek – gemeten als instroom bij gemeenten in zogenoemde vroegsignalerings- of Vroegeropaf-programma’s - kan toenemen zonder dat dit zichtbaar is in landelijke cijfers.
De gemeente Amsterdam behandelde bijvoorbeeld 29.700 meldingen van betalingsachterstanden in 2021, tegen 24.924 meldingen in 2020. Een toename van 19,2%. Door een wetswijziging in de Wgs mogen per 1 januari 2021 verhuurders, drinkwaterbedrijven, energieleveranciers en zorgverzekeraars de gemeente informeren als hun klanten betalingsachterstanden oplopen. Logischerwijs leidt deze wijziging tot een toename van de meldingen bij de gemeente. Een deel van de toegenomen meldingen zou echter ook kunnen komen door een verslechterde financiële positie van huishoudens. Zo’n verslechtering wordt niet zichtbaar door naar Wsnp-cijfers te kijken.
En terwijl het totaal aantal betalingen aan incassobureaus daalt, is het goed mogelijk dat de instroom bij incassobureaus (mensen die de eerste maand van hun betalingsregeling voldoen) inmiddels weer toeneemt, terwijl de uitstroom nóg hoger is. Zo blijft een toename van schuldenproblematiek voorlopig onzichtbaar. Omdat betalingsregelingen bij incassobureaus een paar jaar kunnen duren, kan de hoge uitstroom vooral een signaal over de vorige jaren zijn. Uitstroom bij incassobureaus hoeft bovendien niet altijd goed nieuws zijn. Het kan betekenen dat de laatste maand van de betalingsregeling is voldaan, maar ook dat het dossier is overgedragen aan de deurwaarder.
Bij deurwaarders is het afgelopen jaar de zwaardere problematiek toegenomen. Terwijl de opdrachten aan deurwaarders fors afnamen, bleef het aantal ontruimingen gelijk en namen de loon- en uitkeringsbeslagen toe. Dit zijn waarschijnlijk werknemers en uitkeringsgerechtigden die in coronajaren 2020 en 2021 in dermate grote problemen zijn gekomen dat een betalingsregeling onhaalbaar is. Ook bij ondernemers was in coronatijd een toename van ‘zware gevallen’ te zien: het gemiddelde bedrag waarbij zij schuldhulpverlening zochten, steeg van 95.000 euro in 2020 naar 112.673 euro in 2021. Ook lijkt het erop dat zij in 2021 .
Schulden zullen de komende maanden fors toenemen
Aan verschillende cijfers is dus al te zien dat de schuldenproblematiek toeneemt, terwijl het effect van de hoge inflatie van 2022 hier vaak nog niet in verwerkt is. De huidige koopkrachtdaling zal naar verwachting de situatie van met name lage inkomensgroepen, die een relatief groot deel van hun inkomen aan energie spenderen, verergeren.
De tijdens corona versterkte buffers van huishoudens, of dit nu spaargeld is of minder schuld, zijn door inflatie opgevreten. . Als de gaskraan volledig dicht gaat en energie nog schaarser wordt, kunnen de energieprijzen nog verder stijgen. Daarnaast voorzien wij een toename van het aantal de faillissementen in 2023, omdat bedrijven coronabelastingschulden moeten terugbetalen en te maken krijgen met duurdere inkoop en hogere rentes. Deze faillissementen zullen de werkloosheid verder doen toenemen. Lage inkomens en de ‘flexibele schil’ zijn daarbij de eerste slachtoffers.