Samensmelten in de staalsector
Globalisering bracht de mondiale staalsector aanvankelijk vele nieuwe kansen, met nieuwe afzetmarkten en groeimogelijkheden. Maar tegelijkertijd nam ook de internationale concurrentie toe. Alles werd goedkoper, complexer en een stuk minder transparant. De problemen waar de staalsector nu voor staat, zijn geboren in de hoogtijdagen van de globalisering. Hervormingen zijn bittere noodzaak. De wil is er wel, maar de weg moet nog geplaveid worden.
Teveel staal
De uitdagingen voor de staalsector van nu zijn talrijk, maar als je het terugbrengt tot de kern dan kom je terecht bij overcapaciteit. Het zit de sector al jaren in de weg. Het is niet alleen een Chinees probleem, ook hier in Europa heerst overcapaciteit.
De gevolgen van overcapaciteit werken hard door. Het drukt de prijzen van staal, het ondermijnt de winstgevendheid van staalbedrijven, het heeft een destabiliserende werking op wereldhandelsrelaties, het remt de innovatie, het brengt het voortbestaan in gevaar van kleinere staalbedrijven, het helpt niet in de strijd tegen de milieu-uitdagingen waar we voor staan en het raakt uiteindelijk ook de inkomensontwikkeling van werknemers.
Volgens de neemt de overcapaciteit door COVID-19 alleen maar toe. Deze instantie meent dat de wereldwijde overcapaciteit aan staal dit jaar toeneemt tot een niveau van ten minste 606 miljoen ton. Dit is ruim een derde van de totale mondiale productie.
Gelukkig zijn er oplossingen voor dit probleem. Desinvesteren is bijvoorbeeld een mogelijkheid. Dit betekent concreet het snijden in de capaciteit en het aantal productielijnen terugbrengen. Ook het stopzetten van alle subsidieregelingen is een stap in de goede richting. Het creëert een gelijk speelveld en eerlijke concurrentie. Het zijn allebei echter lastige beslissingen. De belangen zijn simpelweg te groot. Wat ook kan om de overtollige capaciteit in te perken is door consolidatie.
Samensmelten in de staalsector
De staalsector kent een grote groep kleine staalbedrijven. De concentratiegraad is dus laag. Op mondiale schaal lijken er weinig verschuivingen plaats te vinden in de marktverhoudingen. De afgelopen 20 jaar heeft de top 40 bedrijven gemiddeld zo’n 54% aandeel in de totale productie. Daar zat maar weinig variatie in. Het goede nieuws is echter dat er regionaal wel meer initiatieven zijn tot consolidatie. En daarbij sneuvelen ook vaak inefficiënte productiebedrijven en /of -lijnen. Met name China is deze weg ingeslagen. Het ultieme doel van China is om 60-70% van de capaciteit onder te brengen bij de top 10 staalbedrijven.
Het is niet altijd even succesvol en het is zeker geen wondermiddel om overcapaciteit tegen te gaan. Het samensmelten van bedrijven is veel vaker vanuit commerciële oogpunt interessant. Het helpt om de productiekosten te verlagen en de CO2 uitstoot te verminderen. De combinatie die ontstaat kan bovendien de bestaande bezettingsgraden van de productielijnen beter optimaliseren. Een dergelijke efficiencyslag in het productieproces komt dan in ieder geval ten goede aan de marges. En als daarbij ook gesneden wordt in de capaciteit, dan heb je daarmee een echte win-win situatie.