Publication
12 juli 202317:51

NL Update – Huishoudens in Nederland sparen flink door

Macro economyNetherlands

Tijdens de pandemie groeiden de spaartegoeden. De spaarquote is nog steeds hoger dan voor de pandemie; ondanks de inflatie. Huishoudens houden voornamelijk niet-liquide activa aan, bijvoorbeeld geld opgespaard in pensioenvermogen of investeringsfondsen.

Uit recent gepubliceerde cijfers van het CBS blijkt dat huishoudens na de pandemie flink door blijven sparen. De spaarquote – welke wordt berekend door het bruto beschikbaar inkomen minus consumptieve bestedingen te delen door het bruto beschikbaar inkomen – is nog steeds hoger dan vóór de pandemie. De spaarquote stijgt wanneer het bruto beschikbaar inkomen relatief meer toeneemt (of minder sterk daalt) dan de consumptieve bestedingen.

Tijdens de pandemie groeiden de spaartegoeden fors. Door de lockdowns was het lastig om geld uit te geven aan bijvoorbeeld diensten, waardoor er sprake was van onvrijwillig sparen. Tijdens de pandemie gaven huishoudens in een enquête van DNB aan dat ze verwachtten dit spaartegoed slechts in beperkte mate te zullen gebruiken voor inhaalconsumptie. Dit is ook wat we terugzien in de data: er wordt niet massaal ontspaard. Mogelijk zijn huishoudens gewend geraakt aan het nieuwe, verhoogde niveau van hun spaartegoed. Ook is niet alle consumptie later in te halen; bij goederen gaat dat makkelijker dan bij diensten.

Waarom wordt er nog veel gespaard?

In vergelijking met andere landen sparen huishoudens in Nederland veel. Ondanks de hoge inflatie bleef de spaarquote ook na de pandemie nog hoog. Wij denken dat dit verschillende redenen heeft. Zo geven de genomen overheidsmaatregelen een steun in de rug. Denk bijvoorbeeld aan het prijsplafond; doordat huishoudens minder geld kwijt zijn aan energie, blijft er meer geld over. Ook het inkomensbeleid draagt positief bij: de energietoeslag, de stijging van het wettelijk minimumloon en de pensioenindexatie hebben de inkomsten verhoogd.

Dan zijn er ook nog de loonafspraken, waarin we een trend zien van zowel cao-loonstijgingen als meer nominale (eenmalige) uitkeringen. Ook de hoge arbeidsparticipatie geeft sparen een steun in de rug. Aangezien een historisch groot deel van de beroepsbevolking werkt, verdienen velen een eigen inkomen. Zodoende is er meer geld beschikbaar om opzij te zetten. Ook het monetair beleid speelt een rol. Centrale banken willen de inflatie beteugelen door de vraag te remmen via renteverhogingen. Doordat de rente op spaargeld omhoog gaat, wordt het aantrekkelijker om consumptie naar achteren te schuiven. Dit is het principe dat economen intertemporele substitutie noemen.

Wel is het belangrijk te noemen dat er verschillen bestaan tussen de diverse inkomensgroepen. Zo weten we dat tijdens de pandemie voornamelijk de hogere inkomensgroepen spaarbuffers hebben aangelegd. Ook blijkt uit de economische literatuur dat lagere inkomensgroepen van elke verdiende euro meer aan consumptie besteden dan hogere-inkomensgroepen.

Spaargeld voornamelijk opgeslagen in niet-liquide activa

Om te onderzoeken of de aangelegde spaartegoeden aangesproken zullen worden voor consumptieve bestedingen, is het goed te kijken of huishoudens deze in liquide of in niet-liquide activa aanhouden. Dit onderscheid is relevant, omdat liquide activa sneller gebruikt zullen worden voor consumptie. Deze hebben, in economentermen, een hogere zogenoemde marginale geneigdheid tot consumeren dan niet-liquide activa. De niet-liquide activa betreft voornamelijk beklemd pensioenvermogen.

In onderstaande twee grafieken hebben we dit onderscheid in kaart gebracht. Wij zien de liquide activa sinds het begin van de pandemie sterk stijgen. Toch zijn zij bij lange na niet zo omvangrijk als de niet-liquide activa, die tijdens de pandemie stabiliseerden en daarna, vanaf begin 2022, daalden. Deze geobserveerde daling komt waarschijnlijk door waardemutaties van het pensioenvermogen. Per saldo kunnen wij stellen dat huishoudens hun spaartegoeden vergeleken met voorheen in meer liquide vorm aanhouden en dus beter voorbereid zijn op eventuele tegenvallers, zodat zij hun consumptie op peil kunnen houden. Alhoewel er grote verschillen bestaan tussen huishoudens is er op geaggregeerd niveau ruimte voor grotere aankopen en de betaling van de energiejaarafrekening.

Afgezet tegen andere landen liggen de spaartegoeden in Nederland relatief hoog. Dat wijst op een grotere financiële weerbaarheid. Hier staat wel tegenover dat ook de schulden van huishoudens relatief hoog zijn, met name bij hypotheken. Huishoudens hebben zogenoemd lange financiële balansen, dus zowel veel bezittingen als schulden. Dit maakt hen kwetsbaar voor significante schommelingen in de huizenprijzen of rentes. Tegen het laatste risico hebben de meeste huizenbezitters met een hypotheek zich goed ingedekt via lange rentevastperiodes. De afgelopen jaren hebben veel hypotheeknemers hun hypotheek voor een langere periode overgesloten tegen een lage rente.

Share this research
  • Delen via LinkedIn
  • Delen via Facebook
  • Delen via X
  • Delen via Mail
Share this research
  • Delen via LinkedIn
  • Delen via Facebook
  • Delen via X
  • Delen via Mail