Publication

Inflatie neemt in 2023 af door prijsplafond maar onderliggende prijsdruk blijft

Macro economyNetherlands

In oktober kwam de inflatie volgens de consumentenprijsindex (CPI) uit op 14,3%, een kleine afname ten opzichte van het septembercijfer. Voor 2023 zien wij twee tegengestelde effecten die de inflatie domineren. Enerzijds is er het energieprijsplafond. Een maximumprijs voor gas en elektriciteit betekent dat de bijdrage van energie aan de inflatie volgend jaar sterk negatief wordt. Anderzijds leiden de hogere kosten voor bedrijven voor onder andere energie tot hogere prijzen voor voeding, industriële goederen en diensten, wat de inflatie juist weer opstuwt. Omdat het eerste, drukkende effect groter is dan het tweede, stuwende effect komt volgend jaar de kerninflatie – de inflatie geschoond voor volatiele energie en voedingsprijzen – voor een deel van het jaar boven de totale inflatie te liggen. Wij verwachten dat de inflatie in 2022 uitkomt op gemiddeld 10,4% en in 2023 afzwakt tot 3,5%.

In oktober daalt de inflatie heel licht

Op dinsdag kwam het CBS met de CPI-inflatiecijfers voor de maand oktober. Ten opzichte van september is de inflatie iets lager uitgekomen. De jaar-op-jaar prijsstijging kwam uit op 14,3% na een stijging van 14,5% in de maand ervoor. De afname kwam voort uit een lagere bijdrage van energieprijzen aan de inflatie. Die lagere bijdrage kwam weer voort uit basiseffecten: energie steeg vorig jaar van september tot oktober hard in prijs waardoor de jaar-op-jaar vergelijking in oktober lager uitvalt dan in september.

Doorberekening energieprijzen te zien in diensten- en goedereninflatie

Tegenover de lagere bijdrage van energieprijzen stonden in oktober grotere bijdrages voor andere inflatiecomponenten, die de stijging van de kerninflatie van 5,7% in september naar 6% in oktober verklaren. De verdere stijging van de kerninflatie laat zien dat de inflatie vanuit de volatiele energie- en voedingsprijzen overslaat naar andere goederen en diensten. Het resultaat is verbreding van de inflatie. Een voorbeeld hiervan is een restaurant dat zijn hoge energierekening moet doorberekenen in de menuprijzen. In de figuren hieronder staat dit mechanisme weergegeven voor zowel de diensteninflatie als de inflatie vanuit industriële goederen. Uit de onderstaande figuren kunnen we opmaken dat zowel bij diensten als bij industriële goederen de energie-intensieve producten bijdragen aan de prijsstijgingen. Voor de verdeling van goederen in energie-intensief en niet-intensief hebben we gebruik gemaakt van deze sectordashboards.

Nieuwe prijsdruk neemt af, maar nog veel in de ‘pijplijn’

Op grondstoffenmarkten zien we positieve ontwikkelingen ten aanzien van inflatie. De prijsdruk vanuit grondstoffenmarkten neemt al enkele maanden af. Zo zijn agrarische en industriële ruwe grondstoffen gedurende het jaar in prijs gedaald. Dit heeft zowel te maken met de economische afkoeling wereldwijd, waardoor er minder vraag is naar grondstoffen, als met afnemende handelsfricties. Zo neemt de druk op internationale aanvoerlijnen de afgelopen maanden af wat bijvoorbeeld leidt tot lagere prijzen voor containervervoer.

De afkoeling vanuit de keten heeft echter nog maar beperkte gevolgen gehad voor de producentenprijzen. Die stagneren, maar zijn duidelijk nog niet negatief. De vraag is op wat voor termijn de lagere grondstofprijzen wel te zien zijn in de producentenprijzen en tot lagere prijzen voor de consument leiden. De ECB concludeert dat de huidige doorberekening van hogere bedrijfskosten naar inflatie sneller en heviger is gegaan in vergelijking tot eerdere periodes met kostenstijgingen. De reden hiervoor is dat deze kostenstijgingen plaatsvonden in een reeds sterk inflationaire omgeving. Dit maakt het makkelijker voor bedrijven om hogere kosten door te berekenen zonder marktaandeel te verliezen. De huidige situatie maakt het daarom moeilijk in te schatten hoeveel druk er nog ‘in de pijplijn’ zit. De snelle doorberekening tot nu toe kan namelijk ook betekenen dat bedrijven al geanticipeerd hebben op verdere kostenstijgingen. Desondanks gaan we er in onze ramingen vanuit dat de doorberekening van kostenstijgingen naar de consument nog tot in 2023 aanhoudt.

Inflatievooruitzichten in 2023

Twee effecten domineren de inflatievooruitzichten in 2023. Ten eerste is er het prijsplafond. Het is nog onduidelijk hoe het CBS omgaat met het prijsplafond, maar onze eerste berekeningen wijzen er op dat het prijsplafond de gas- en elektriciteitsprijsindexen uit de CPI sterk gaat drukken. In vergelijking tot dit jaar zien we voor volgend jaar daarom negatieve jaar-op-jaarcijfers voor de energiecomponent. Dit zal de inflatie flink omlaag drukken, in de tweede helft van 2023 in sommige maanden met meer dan 3 procentpunten. Het prijsplafond is begrenst op gebruik. Hierdoor is nog steeds een (klein)deel van het energieverbruik blootgesteld aan marktprijzen wat voor wat kleine variatie gedurende het jaar zorgt.

Ten tweede, tegenover de negatieve bijdrage van energie staat de hierboven beschreven doorwerking van hogere energieprijzen en andere kosten in alle overige goederen en diensten. In tegenstelling tot de consument worden bedrijven slechts ten dele gecompenseerd voor hogere energieprijzen. Het resultaat is dat wij verwachten dat de verbreding van inflatie de komende maanden verder doorzet. De prijsstijging van voeding, goederen en diensten blijft in de eerste maanden van 2023 toenemen, maar neemt gedurende het jaar in kracht af.

Deze twee factoren samen maken dat voor een deel van 2023 de totale inflatie lager uitkomt dan de kerninflatie. Historisch komt dit vaker voor, bijvoorbeeld in 2020 toen de energieprijzen daalden door de sterke vraaguitval. Gemiddeld verwachten wij dat de CPI-inflatie in 2022 uitkomt op 10,4% en in 2023 op 3,5%.

Onzekerheid en meetmethode maakt veel uit voor het inflatieverloop

Het moge duidelijk zijn dat inflatieramingen op dit moment met een grotere onzekerheid omgeven zijn. Naast de economische volatiliteit zijn daar nog andere redenen voor. Het CBS moet bijvoorbeeld keuzes maken hoe ze omgaat met de energiekorting van 190 euro in november en december van dit jaar. Wij gaan er in onze ramingen van uit dat dit als inkomenssteun wordt gezien en zodoende buiten de inflatie valt. Ook de manier waarop het CBS het prijsplafond berekent, is nog niet duidelijk. Tot slot is er nog de aanstaande aanpassing van de inflatiemethodiek om bestaande energiecontracten mee te nemen. Het zijn allemaal factoren die het exacte inflatieverloop onzeker maken.