Column: Duurzaam wonen is duur


Als woningeigenaar heb je legio duurzame maatregelen tot je beschikking. Zo heb je het laaghangend fruit, met het vervangen van gloeilampen door LED-verlichting, minder lang douchen, het overstappen naar een groene energieleverancier of de thermostaat in de winter lager zetten. Dit vergt voornamelijk een ander gedrag en veel doorzettingsvermogen. Bij het wat hoger hangende fruit gaat het bijvoorbeeld om het volledig of deels isoleren van de woning, het vervangen van oude ramen in de woning, installeren van een warmtepomp en het plaatsen van zonnepanelen. Dit vergt een diepe buidel.
EU gaat voor cleantech
Bij cleantech (of meer voluit Clean Technology) gaat het over een brede verzameling van technologieën die bijdragen aan een schoner milieu en/of zorgen voor energiebesparing. Denk aan zonne-energie, windenergie, warmtepomp, waterstof en/of de warmtekrachtkoppeling (WKK). Vol vertrouwen riep Ursula von der Leyen enige tijd geleden dan ook: ‘Europe is determined to lead the cleantech revolution’. Daarom heeft de Europese Commissie (EC) als doelstelling om tegen 2030 een stevige marktpositie te hebben in cleantech, waarbij ten minste 40% van de schone technologieën in de EU wordt geproduceerd. Het moet helpen om de klimaatdoelen te halen, competitief te blijven en meteen ook de energieonafhankelijkheid versterken. Maar dan moeten de marktomstandigheden ook mee zitten, want de verkopen van sommige cleantechs vallen tegen.
Prikkels
De verkopen van het aantal warmtepompen en zonnepanelen vallen de laatste tijd tegen. De afname in de verkopen van de warmtepompen kent een aantal redenen. Niet alleen valt de groei in het aantal nieuwbouwwoningen tegen, maar hebben de woningeigenaren van bestaande woningen twijfel om te investeren in een warmtepomp. De relatief lage gasprijs speelt hierbij een grote rol, want daardoor loopt de terugverdientijd van de investering alleen maar op. En met een lage gasprijs neemt ook de urgentie verder af. Daarnaast helpt het voor de verkopen ook niet mee dat het voornemen van verplicht investeren in een warmtepomp (vanaf 2026) op losse schroeven staat. En op deze manier kennen de verkopen van zonnepanelen ook een schaduwzijde. Door het afserveren van de salderingsregeling voor zonnepanelen (in 2027) zijn de paneeltjes nu al een stuk minder in trek bij woningeigenaren. Want ook hier neemt de terugverdientijd toe. En dat is jammer, want het hele verduurzamingstraject valt toch al niet goedkoop uit.
Verduurzaming kent zo z’n prijs
In het Klimaatakkoord staat nog steeds dat in 2030 de eerste 1,5 miljoen bestaande woningen verduurzaamd moeten zijn en dat in 2050 in totaal 7 miljoen woningen en 1 miljoen gebouwen van het aardgas af moeten zijn. Dit betekent dus isoleren, duurzaam verwarmen en elektrificeren. Maar het totale kostenplaatje hiervan is voor veel woningeigenaren een echte showstopper. De investeringen zijn namelijk fors en lopen op. Als je huis (als voorbeeld nemen we in dit geval een eengezinswoning) nu een energielabel C of D heeft, dan kunnen de investeringen om te isoleren oplopen tot EUR 12.000. Maar heb je een energielabel E, F of G, dan lopen de investeringen verder op tot circa EUR 23.000. En dan kun je ook nog investeren in een warmtepomp. Voor een hybride warmtepomp komen de kosten uit op zo’n EUR 6.000 en voor een volledig elektrische versie pak-em-beet EUR 12.000. Ondanks de ruime subsidieregelingen op veel groene fronten, legt dit nog steeds een (te) groot beslag op het huishoudboekje voor een merendeel van de woningeigenaren. Wonen is in Nederland duur en wordt zo steeds duurder. De zorgen bij woningeigenaren over de kosten van verduurzaming zijn daarmee terecht. En het is dan niet zo gek dat verduurzaming van woningen in ons land momenteel moeilijk vooruit is te branden.